Het concept van Taboe is ongezien in televisieland. Acht afleveringen lang nodigt Philippe in een vakantiehuis aan de kust een groepje kwetsbare mensen uit. Mensen met een fysieke beperking, mensen met psychische problemen, mensen met een andere huiskleur, holebi’s, zwaarlijvigen, blinden, mensen die in armoede leven en ongeneeslijk zieken. De camera’s registreren hoe hij er een week mee samenleeft en hun problematiek leert kennen, als apotheose volgt een comedyshow waar Geubels voor hen en over hen moppen tapt. Een combinatie van stand-up comedy en human intrest, dus. De productie van de tv-reeks is in handen van Panenka, het productiehuis van Tom Lenaerts. Het was hij die Kat en Philippe samen bracht om het programma te maken.
KAT STEPPE: “Philippe en ik hadden elkaar ervoor één keer ontmoet. Dat duurde welgeteld zes seconden. Ik was in Antwerpen een aflevering van ‘Kwestie van Geluk’ aan het monteren en plots stond Philippe in mijn cel. “Ik vind jouw programma héél goed,” zei hij en hij draaide zich om en was weg. (lacht) Toen Tom me vroeg om Taboe met Philippe te maken, zijn we eerst een test gaan draaien. ’s Avonds belde ik naar Tom: ‘Hij kan interviewen, hij kan luisteren en hij is lollig. Ik doe mee!”
Bij de persvisie zei Tom Lenaerts dat hij als producent een groot risico heeft genomen. Omdat Taboe een totaal nieuw genre televisie is, valt het moeilijk in te schatten of het publiek dit zal lusten. Hebben jullie ook schrik dat het niet zal aanslaan?
PHILIPPE GEUBELS: “Neen, het zijn Lenaerts zijn centen die in dit programma zitten, niet de mijne. (lacht). Serieus nu: ik voel ook wel druk hoor, al slaap ik dankzij de goede reacties na de persvisie toch wat beter.”
STEPPE: “Het is spannend. Ik ben nog afleveringen aan het monteren en heb nog geen zicht op alle mogelijkheden die de combinatie van ontroerende momenten en lachsalvo’s biedt. Maar tot nu toe ben ik content en we doen naarstig voort.”
De reeks staat op zondagavond in primetime geprogrammeerd. Hét toptijdslot. Met minder dan een miljoen kijkers val je daar uit de toon.
STEPPE: “Ik ga je een paar kletsen geven. Ik probeer daar niet aan te denken, mijn grootste bekommernis is dat die reeks af geraakt. Ik heb nog een paar weken hard labeur voor de boeg. En ik ga niet hypocriet doen: ik spartel die liever door met goede kijkcijfers. Toen ‘Een Kwestie Van Geluk’ op antenne kwam, moest ik nog zeven afleveringen afwerken. Toen had ik echt stress: stel dat niemand naar die eerste aflevering kijkt, waar ga ik dan die courage halen om nog drie maanden als een kluizenaar in mijn kelder te werken? Gelukkig scoorde het programma.”
Het gedurfde aan Taboe is dat er met ernstige problemen van mensen gelachen wordt. Was het bij elk thema even makkelijk om moppen te verzinnen?
GEUBELS: “Het was bij niemand echt makkelijk, elke groep heeft zijn gevoeligheden. Armoede vond ik het moeilijkst om moppen over te maken. Ook bij ons testpubliek zagen we dat ze daar het minst mee moesten lachen. Ik heb er geen verklaring voor.”
Misschien omdat je armoede meer zelf in de hand hebt dan pakweg blindheid of een andere huidskleur?
GEUBELS: “Wat je zegt is net het grote probleem. We denken dat arme mensen iets aan hun situatie kunnen doen, terwijl dat bij de overgrote meerderheid totaal niet het geval is. Nicole, een van onze gasten, erfde na de dood van haar man 2,5 miljoen frank schulden en kwam er plots met vier kinderen alleen voor te staan. Ze zit nog steeds bij schuldbemiddeling en moet met 85 euro per week toekomen. Dan kan ik me voorstellen dat het niet plezant dat iemand die wél welstellend is daar moppen over maakt. ”
En door jouw moppen gaan ze ook niet ineens rijk worden.
GEUBELS: “Inderdaad. Maar als mensen niks over de problematiek weten, zal er ook niks veranderen. Documentaires over armoede zijn meestal een en al miserie. Dan hou je bij veel kijkers de aandacht niet lang vast. Met dit programma hoop ik de drempel te verlagen. Zodat mensen ten minste inzien dat armen geen marginalen zijn die niet willen werken, maar gewoon pechvogels zijn.”
Je moppen zijn gedurfd. Tegen Manon, die voor de helft verlamd is, zeg je: ‘Je gezicht doet me aan België denken. De ene helft werkt, de andere niet.’ Grappig, maar kunnen ze er zelf altijd mee lachen? Die mop over de Kreuners, heb je nooit getwijfeld om die te brengen?
GEUBELS: “Neen. De spanning rond het vertellen van zo’n mop, hoort nu eenmaal bij het programma. Als je een taboe wil doorbreken moet je een zekere durf etaleren. Daarom lachen we ook met mensen die aan het doodgaan zijn. Het is niet omdat je ongeneeslijk ziek bent, dat je in een hoekje moet zitten kniezen tot het zo ver is. Humor kan louterend zijn, het kan deugd doen om met je eigen miserie te lachen.”
STEPPE: “Het valt me op dat mensen die de aandoening of ziekte hebben, beter zo’n moppen verdragen dan buitenstaanders. We denken vaak dat we mensen in dergelijke situaties begrijpen, maar vaak zitten we er ferm naast. Ik had bijvoorbeeld nooit gedacht dat ze zo frequent zélf moppen over hun handicap zouden maken.”
Zoals Thibaud die in Boedapest al slaapwandelend uit een raam van een hotelkamer stapte en 27 meter dieper op straat neerkwam. Hij verloor een been, maar toen hij een doe-het-zelf-zaak binnenstapte, zei hij doodleuk: ‘Geen grasmaaiers meer voor mij.’
GEUBELS: “We beseften snel dat we daar in het programma meer moesten mee doen: want als ze met zichzelf lachen is dit nóg sterker dan dat ik dat doe. Daarom hebben we ze op pad gestuurd met een verborgen camera. In de eerste aflevering fungeert Hendrik, de dwerg, als security-agent. In een shoppingcenter fouilleert hij de bezoeker vanop een trapladder. Hilarisch.”
Wat is voor jullie een echt taboe en ook in de reeks onbespreekbaar?
STEPPE: “De holocaust en incest, dat was het zo ongeveer. En mannen met een micropenis. Dat thema is ook gesneuveld.”
GEUBELS: (lacht) “Ja, we vonden niemand die wou meedoen. Eventjes hebben we overwogen om ook met gedetineerden te lachen. Het leek me heel prikkelend om in de gevangenis te gaan optreden. Maar uiteindelijk leek het ons geen goed idee om op tv met die gasten jolig te doen, de slachtoffers kijken immers mee. Dan benadeel je een partij die daar niet voor gekozen heeft.”
Dezelfde bedenking kan je maken over de mensen die niet in je programma zitten, maar wel hetzelfde probleem of aandoening als je gasten hebben.
GEUBELS: “Dat is nu eenmaal het risico dat dit programma met zich meebrengt. Ik ben er me van bewust dat we niet uitsluitend positieve reacties gaan krijgen. Er zal zich altijd wel iemand aan een mop storen.”
Jonas Geirnaert kreeg onlangs de wind van voren toen hij in De Slimste Mens met de zuurgooier lachte. En dat is eigenlijk klein bier vergeleken met wat jullie doen.
STEPPE: “Er is wel een belangrijk verschil: de mensen waarmee we lachen zijn onze partners in crime. Die willen zelf dat er met hen gelachen worden. Ken, een jongen die verlamd geraakte, zegt het letterlijk: ‘Zonder humor zou ik het niet uithouden.’”
GEUBELS: “‘Er is niks ergers dan medelijden. Dan voel je je pas minder dan een ander,’ vertelde Stephanie, een slechtziend meisje. ‘Vanaf er iemand een mop maakt over mijn situatie, weet ik dat ik op mijn gemak kan zijn bij die mens.’ Dan denkt ze: ik ben aanvaard, die loopt door mijn aanwezigheid niet op eieren.”
STEPPE: “Ik wist dat niet, maar blinden beweren dat mensen in hun omgeving angstvallig het woord ‘zien’ vermijden in hun zinsconstructies. Daar worden ze blind van woede van. (lacht) Dat is het tegenovergestelde van wat ze willen. Als iemand met hen lacht, zien ze dat als een schouderklopje: ik erken jouw situatie en het is ok. ”
Ik stond versteld van jullie gasten hun incasseringsvermogen. Ken is tot aan zijn nek verlamd door een slechte val op een trampoline, maar toch laten jullie de andere gasten, in zijn bijzijn, trampolinespringen. Waarop Philippe tegen Ken zegt: “Ga je ze tips geven om te landen?” Hij kon er hartelijk mee lachen, maar voor hetzelfde geld slaat hij – figuurlijk dan – op je bakkes. Is er nooit een mop slecht gevallen?
GEUBELS: “Niet één keer. Wellicht omdat ik op dat moment aanvoelde wat kon en niet kon. Ik heb er bij Ken ook niet op voorhand over nagedacht, ik floepte het er zomaar uit. En hand op het hart: die trampoline hebben we daar niet speciaal voor hem neergezet, hij stond er gewoon toevallig. Een week ervoor hadden we er met de blinden op gesprongen en we waren hem vergeten weg te halen.”
STEPPE: “Philippe en Ken jenden elkaar constant. Op een bepaald moment kon hij met zijn rolstoel niet tussen de muur en tafel. Andere mensen zouden die beginnen wegschuiven, maar Philippe zei doodleuk: ‘Spijtig, het zal niet gaan.’ Ken kon zoiets aan, bij andere gasten die gevoeliger waren, zoals Manon, was Philippe voorzichtiger.
GEUBELS: “Ja, ook in de armoede-aflevering ben ik braver. Je merkt snel dat die mensen ongelukkig zijn over hun situatie, dan moet je voorzichtig zijn. Bij Ken voel je: die aanvaardt zijn lot, hij heeft er mee leren leven, dan kan je een stap verder gaan.”
Een pakkend moment vond ik de getuigenis van dwerg Hendrik die klaagde dat mensen op festivals stiekem selfies van hen namen. Hij zag daar erg van af. Het is dus niet zo dat ze immuun tegen spot geworden zijn.
STEPPE: “Zeker niet! ‘Philippe, gij moogt met alles lachen, omdat we u kennen,’ was een zinnetje dat vaak terugkwam. Ze voelden dat er bij hem geen venijn inzat. Zijn grappen zijn goed bedoeld, ze dienen niet om te kwetsen.”
Bij het zien van de eerste aflevering, was ik getroffen door jouw empathisch vermogen, Philippe. Was je ooit actief als sociaal werker?
GEUBELS: “Yip, vijf jaar Colruyt. (bulderlach) Serieus, ik ben er honderd procent zeker van dat dit me geholpen heeft. De mensen zijn op hun slechtst in de supermarkt. Niemand is daar graag, dus zijn ze ook het moeilijkst om mee om te gaan. Toch probeerde ik met mijn moppen hen te doen lachen. Uit die ervaring put ik nu.
Kat, zowel Philippe Geubels en Jeroen Meus hebben beiden geen journalistieke ervaring. Toch krijgen ze in jouw programma’s meer uit hun gasten dan sommige ex- journalisten die nu ook portretten over mensen maken. Hun interviewcapaciteiten zijn verbluffend. Aan wat ligt dat?
STEPPE: “Omdat ze kunnen luisteren. Ze zwijgen wanneer ze moeten zwijgen. Ze laten iemand helemaal uitspreken en wachten zelfs nog eventjes voor het geval die mens nog iets toe te voegen heeft. Ze tonen de bereidwilligheid om zich helemaal weg te cijferen.”
GEUBELS: “Laat ons ook een beetje eer aan Kat geven. Zij creëert een situatie waar er ook ruimte is om te luisteren naar mensen. Ze geeft me niet het gevoel dat ik in een uur alles uit die mensen moet sleuren.”
STEPPE: “Ik neem inderdaad ruim mijn tijd voor zo’n gesprekken. En ik probeer de juiste sfeer te creëren, zodat de mensen op hun gemak zijn.”
Heb je Philippe in dat interviewen gecoacht?
STEPPE: “Neen. Eén tip heb ik gegeven. Dat ‘Hoe is’t?’ de beste vraag is die je in het begin kan stellen. De rest rolt er dan automatisch uit voort. Hij had wel thematische vragen gekregen die voorbereid werden door de redacteurs. “
GEUBELS: “Ik denk dat het geholpen heeft dat ik niet al te voorbereid was. De eerste week was ik met zoveel dingen bezig, dat ik de tijd niet had om alle vragen goed in te studeren. Toen alles toch vlot verliep, dacht ik: misschien moet ik gewoon maar niks meer voorbereiden. (lacht)”
Hadden jullie in het begin geen schrik dat mensen zouden toeklappen?
STEPPE: “Niet echt. Philippe is empathisch genoeg om dat in te schatten. Hij interviewde de gasten altijd de eerste dag, dus wist hij meteen waar de gevoeligheden en trauma’s lagen. En dan is het kwestie om daar niet gratuit in te gaan roeren.”
Manon, het meisje dat een motorongeval had en nu voor de helft verlamd is, was heel duidelijk: ze kon wel met haar beperking lachen – hemiplegie is de officiële naam -, maar wou niks meer horen over de omstandigheden van haar ongeval.
GEUBELS: “En toch heb ik er een grap over gemaakt. ‘Hemiplegie is een moeilijk woord voor niet met de brommer kunnen rijden,’ zei ik. Ze moest er hard mee lachen en dat is nog altijd de lakmoesproef. Indien ze dat niet had gedaan, dan zou het ongepast zijn geweest. Ik wou niet op voorhand de contouren van de humor vastleggen. Ilias zei me: ‘Ge moogt met alle clichés rond Marokkanen lachen – BMW-patsers, drugsdealers, fietsdieven -, behalve met mijn geloof.’ Dan is het voor mij een uitdaging om er toch een mopje over Allah in te steken. (lacht) Pas op, dit programma heeft niet de bedoeling om de grenzen bij die mensen af te tasten, wel om lucht te brengen in gevoelige thema’s.”
STEPPE: “Bij de mensen van een andere huiskleur hadden we alleen maar mannen in huis. Dan zie je de humor helemaal veranderen. Dan wordt er met iedereens kop gelachen. Bij De Mens zag ik dat ook toen ze op tournée gingen (red; Kat is de ex-partner van Frank Vander Linden). Ik heb dat wel graag, dat ‘jongens onder elkaar’-sfeertje. En mannen zagen ook ene pak minder.”
Dat jullie er niet aan gedacht hebben om met vrouwen te lachen. Een groter taboe kan je in volle #metoo-hype niet bedenken.
GEUBELS: “Toen we het format bedachten, was er nog geen sprake van #metoo, anders hadden we het wellicht wel gedaan. Anderzijds, wat moet je elke keer aan die vrouwen vragen? Is het moeilijk om vrouw te zijn?”
STEPPE: “Het onderwerp heeft wel op tafel gelegen. Alleen al het idee dat we ‘vrouw zijn’ als een aandoening zoals blindheid of iemand met psychische problemen zouden beschouwen, vond ik al lollig. Ik zag het al voor me: Philippe een week tussen vier zure, ambetante, wijven. Maar we reden ons snel vast: het bleek niet evident om goede grappen te verzinnen.”
Misschien moet je in de moppentrommel van De Slimste Mens Ter Wereld gaan scharrelen? Jullie krijgen toch het verwijt daar teveel seksistische moppen te maken, Philippe?
GEUBELS: “En onterecht. Ik daag u uit: dit jaar zat ik tien keer in de jury, wie me kan betrappen op vijf seksistische moppen, trakteer ik. Ik vind trouwens dat seksistisch en mop niet samengaan. Er bestaan alleen maar seksistische opmerkingen. Vanaf het een mop is, is het adjectief ‘seksistisch’ overbodig. Als ik zeg: Kat, ga eens koffie halen! Dat is seksistisch. Maar mijn maandstondengrap, dat is een gewone mop. Ken je die? Een vrouw in de Delhaize spreekt me aan en zegt: ‘Ik kijk niet meer naar De Slimste Mens door je seksistische moppen’. Daarop antwoord ik haar: ‘Oei, hier heeft precies iemand haar regels.’ Iedereen lachte omdat ik er net een schep bovenop deed. Dan is het geen seksisme meer, maar een mop.”
Ik heb de indruk dat de kritiek op de vrouwonvriendelijke grappen in De Slimste Mens je irriteert.
GEUBELS: “Ja. Als je de strijd wil aangaan tegen seksisme, begin dan met de programma’s waar onze kinderen mee opgroeien. Zoals FC De Kampioenen, bijvoorbeeld, waar vrouwen en mannen neergezet worden als karikaturen: de ene sekse drinkt porto aan een tafeltje, de andere hijst dagschotels aan de toog. Met als ultieme vedette Balthazar Boma die ongegeneerd aan vrouwen hun achterste mag zitten. Steek dáár als feministe je energie in, maar niet in een quiz voor volwassenen die op voorhand wéten dat de jury er zit om met alles en iedereen te lachen. Pas op, ik wil hier niet FC De Kampioenen afbreken, hé. Dat programma mag er gerust zijn, ik kan alleen niet tegen de hypocrisie van sommige moraalridders.“
STEPPE: “Mij valt het vaak op dat het vooral vrouwen zijn die de stereotypering in stand houden. De vraag ‘Hoe voelt het om als vrouw die job van regisseur te doen?’ krijg ik nooit van een mannelijke journalist. Altijd van vrouwen. Zelf stoppen met het onderscheid te maken helpt enorm om gelijkwaardig behandeld te worden. “
Kat, in een vorig HUMO-interview zei je over jezelf: “Al de mannen in mijn leven hebben me op een gegeven moment gezegd dat ik een irritante combinatie ben van een bazig wijf en een klein meisje. De switch tussen de twee gebeurt altijd onopgemerkt, zodat ze nooit weten met wie ze te maken hebben.”
GEUBELS: (lacht) “Dat is wel een beetje herkenbaar, ja. Al heb ik bijzonder weinig je bazige kant op de set gezien.”
STEPPE: “Hmm, ik kan wel lastig worden als mijn crewleden op hun Iphone’s loeren in plaats van naar de scène. Focus vind ik belangrijk, als ik iets opnieuw moet uitleggen omdat er één op Facebook zit te zien, dan heb ik zin om een strotje over te bijten.”
Dat doet me denken aan Paul Jambers. Die heeft ooit een cameraman ontslagen omdat die tijdens een interview een sigaretje aan het rollen was.
GEUBELS: “Jambers kan tegen niet veel. Dat komt omdat hij al jaren thuis niks fatsoenlijks te eten krijgt. (lacht)”
Over tolerantie gesproken, in de persmap van dit programma staat: ‘Het is vandaag voor komieken op eieren lopen.’ Ondervind je dat zelf ook, Philippe?
GEUBELS: “Neen, omdat ik van gevoelige onderwerpen wegblijf. Je zal mij geen moppen over politiek en moslims horen maken. Van mij mag je als komiek met alles lachen. Met de grofste dingen, zelfs. Maar ik doe dat niet. Ik wil mensen met een goed gevoel naar huis sturen. Daarom dat ik liever een tien minuten comedy maak over mijn wasmachine dan het over IS te hebben. Ik heb heel veel bewondering voor Michael Van Peel, maar ik vind ook dat er komieken moeten zijn waar je anderhalf uur alle zorgen kan bij vergeten en niet over de grote maatschappelijke problemen moet nadenken. Vandaar dat dit programma voor mij zo’n grote uitdaging is. Voor het eerst maak ik over zwaarwichtige onderwerpen comedy. En wat dat eieren lopen betreft, verwijs ik graag naar wat Jonas Geirnaert schreef. De media spelen een grote rol in het opblazen van relletjes. Want eerlijk: ik denk echt niet dat er vandaag veel minder mag dan vroeger.”
Zijn we dan niet aan het opschuiven naar een overgevoelige maatschappij? Iedereen is wel om iets gekwetst, al heet dat nu hoogsensitief zijn.
STEPPE: (glimlacht) “We hebben er eentje in een aflevering zitten. Een Turkse jongen, Fatih. ‘Ik heb veel depressies, ik ben nogal hoogsensitief,’ zei hij. ‘Ach zo, bestaat dat bij de Turken ook?’ antwoordde Philippe. (lacht). Wie de sociale media volgt, krijgt de indruk dat we massaal naar de therapeut moeten. Al weet ik niet of we vroeger minder gevoelig waren dan nu. We gaven gewoon minder lucht aan onze problemen. Als mijn grootvader een probleem had met zijn baas, zei hij thuis tegen zijn vrouw: ‘Wat denkt die klootzak wel?’ En daar bleef het bij. Nu zie je mensen hele epistels over hun burn-out op Facebook neerschrijven voor heel veel mensen.”
Hopen jullie met dit programma iets in beweging te zetten?
STEPPE: “Altijd, maar ondertussen weet ik dat dit ijdele hoop is. Dat besefte ik na ‘Een Kwestie Van Geluk. ’ Ik probeerde in die documentaire de gelijkenissen tussen alle verschillende nationaliteiten in Borgerhout te laten zien, in de hoop dat de kijker zou beseffen van: ‘Tiens, we verschillen toch niet zo veel van elkaar. Het moet dus wel lukken om samen te leven.’ Helaas blijft zo’n boodschap maar maximaal één avond hangen. ’s Anderdaags gaan mensen gewoon weer lustig kappen op elkaar.”
GEUBELS: “Deze zomer vertelde Raf Walschaerts me dat hij een comedyshow over kanker had gezien. Het was volgens hem niet grappig, de komiek wou vooral mensen choqueren. Hij zei me: ‘Als je met zulke delicate thema’s lacht, moet je er iets positiefs uithalen. Je mag zomaar niet gratuit scoren op die mensen hun kap.’ Dat heb ik onthouden. Ik hoop dat ons programma helpt om het leven van die mensen iets aangenamer te maken. Ik hoorde bijvoorbeeld van onze gasten dat veel mensen de neiging hebben om niet tegen de gehandicapte in de rolstoel te praten, maar tegen degene die hem vooruit duwt. Dat lomp gedrag heb ik in een mop behandeld. Als je hierdoor mensen aanzet om dat niet meer te doen, is dat een kleine overwinning.”
STEPPE: “Het zou inderdaad fijn zijn dat de kijker iets opsteekt. Bij elke groep heb ik dingen ontdekt die ik niet wist. Holebi’s, bijvoorbeeld. Je zou denken: dat is nu helemaal geen taboe meer, die huppelen zorgeloos door het leven. Tot je Marie hoort vertellen hoe eenzaam ze zich door haar lesbische geaardheid voelt. Haar vrienden zijn allemaal hetero en door haar looks valt ze niet bij andere lesbiennes op. Ze hoort nergens écht bij. We denken altijd dat hun outing of onze acceptatie het probleem is, maar dat is vaak niet zo. Het gaat hier over een meisje dat geen aansluiting vindt in de maatschappij. Ze vindt ook geen geschikt rolmodel. Als ze naar tv kijkt, kan ze zich nooit met iemand identificeren: in de reclamespots zie je enkel heterokoppels met kinderen, nooit lesbiennes.”
Denk je dat het programma voor sommigen therapeutisch heeft gewerkt?
STEPPE: “Bij Sandra, denk ik. Een zwaarlijvig meisje die al een heel leven onder haar uiterlijk lijdt. Ze was als kind dol op Barbie. Ze bewonderde die smalle heupen en dat ranke lijfje. Dat was haar ideaalbeeld. Sommige meisjes in haar klas leken er op, maar zij zag hoe haar spiegelbeeld in de andere richting bleef evolueren. Voor een kind moet dat vreselijk zijn. Als regisseur probeer ik de mensen altijd zo mooi mogelijk te portretteren, dat is mijn job. Ik had haar in de sauna enkele mooie poses laten aannemen. Toen ik de beelden aan haar liet zien, kreeg ik de indruk dat er een zeker acceptatie was. ‘Zo had ik mezelf nog niet bekeken,’ zei ze.”
Heeft de reeks er bij jullie emotioneel ingehakt?
GEUBELS: “Ja. De eerste dag had ik het al moeilijk. Toen Julius me over zijn blindheid vertelde. Dat proces is heel langzaam gegaan. Hij vertelde hoe hij zijn eerste kind nog heeft gezien, maar zijn tweede niet meer. Als vader raakt je dat. Toen Mireille, die terminaal is, over haar kinderen begon, was dat ook heel emotioneel. En dan moet je nog op het einde van de week afscheid nemen van elkaar…”
Het viel me op dat je niet lijfelijk met hen werd. Geen arm rond de schouders, geen tranen. Hield je bewust een zekere afstand?
GEUBELS: “Als het te emotioneel werd, had ik inderdaad de neiging om me terug te trekken. Eigenlijk vind ik het van mezelf een beetje ongepast om daar voor de camera te huilen. Dan trek je de aandacht op jezelf en dat wil ik niet. Het moet over die mensen gaan.”
STEPPE: “Je ziet je inderdaad bijna nooit wenen, maar je deed het wel. Als die bril lichtjes omhoog ging, wist ik: hij heeft het zitten. Ik vind het schoon dat je dat altijd hebt proberen te verbergen. Ook al had je het lastig.”
GEUBELS: “Echt Kat, ik kan nog steeds niet naar de aflevering van de ongeneeslijke zieken kijken zonder emotioneel te worden. Dat gaat gewoon niet.”
STEPPE: “Weet je nog, die laatste avond met hen? Weken aan een stuk had het tijdens de opnames geregend, maar toen scheen ineens de zon. Het was een magisch moment. We hebben toen buiten gebarbecued. We hebben toen ook veel gedronken, hé? En veel gelachen. Het was geen begrafenisstemming. Integendeel.”