VERHULST: “Ik ben met mijn gat in de boter gevallen. Na Hotel Problemski en De Helaasheid Der Dingen is dit mijn derde boek dat verfilmd is. Het zou oneerbiedig zijn om die films met elkaar te vergelijken, maar ik vind het echt fantastisch wat Koen gemaakt heeft.”
MORTIER: “Ik zou de film ook nooit zonder het boek gemaakt hebben. Hoe Dimitri de monoloog van de Senegalese prostitué neerzette, dat had een grote impact op mij. Iemand die niks van wielrennen kent en ineens de laatste getuige wordt van een wieleridool zijn dood, dat vond ik bijzonder fascinerend.”
Ik heb de indruk dat de film iets genadiger is met de nagedachtenis van Frank Vandenbroucke dan het boek. In de novelle schiet het hoofdpersonage nog een revolvermagazijn leeg op zijn ex, maar in de film is dit slechts een fantasie van Thierry.
MORTIER: “Voor alle duidelijkheid: deze film gaat niet over Frank Vandenbroucke. Deze film is een liefdesverhaal tussen Faë, een prostitué uit Senegal en Thierry, een wereldberoemde renner. Twee verschillende werelden komen hierdoor samen: de rijke Westerse superster valt voor de arme, Afrikaanse gazelle. Ondanks de culturele, sociale en financiële verschillen worden ze verliefd op elkaar. Ondertussen worstelt Thierry met zijn demonen uit het wielermilieu. Die revolverscène kan dus evengoed naar Luis Ocaña verwijzen: die heeft zich na zijn carrière met een pistool door de kop geschoten. Elke sportheld op de dool zou het onderwerp van deze film kunnen zijn. Zelfs Maradonna. Want in de hoogdagen van Pluisje, was ook de voetbalcultuur vergiftigd door doping. Ik zag onlangs een documentaire over het Juventus uit de jaren ’80. De helft van de spelers is dood en de andere helft zit in een rolstoel.”
VERHULST: “De film is ook het verhaal van de sportman die op rozenblaadjes door het leven gaat en dan het pad kruist van iemand die nog niet weet hoe een rozenblad ruikt.”
Maar toch blijft de schaduw van VDB boven deze film hangen. Daarvoor zijn er in de verhaallijn teveel details die met de werkelijkheid overeen stemmen. Je geeft het in je boek ook toe, Dimitri. ‘De gelijkenissen van personages en situaties met de werkelijkheid berusten uiteraard niet op louter toeval.’
VERHULST: “Maar ik zeg er meteen bij dat het gevaarlijk zou zijn om wat ik schrijf voor werkelijkheid aan te nemen. Ik ken ook de waarheid niet, ik was er niet bij die nacht. Niemand weet wat er écht met Vandenbroucke daar gebeurd is. Zelfs de prostitué niet, want ze is weggegaan.”
MORTIER: “Fictie gebaseerd op realiteit is sowieso altijd gissen naar de werkelijkheid. Last Days van Gus Van Sant gaat zogezegd over Kurt Cobain. Maar uiteindelijk had hij ook er het raden naar wat er tijdens die laatste dagen in de Nirvana-zanger zijn hoofd speelde.”
Ik vroeg het me bij het einde van de film af: ‘Wat is de kans dat Franks laatste avond verliep zoals ik het in de film zag?”
VERHULST: “Ik vind die vraag zelfs niet interessant.”
MORTIER: “Ik vrees nul procent. De film is een liefdesverhaal en ik denk dat Frank al een tijdje niet meer wist wat échte liefde inhield. Omdat hij ze misschien nooit echt gekend heeft. Als je de liefde niet herkent, kan je ze ook niet vinden. Hij zal misschien wel gezegd hebben tegen die prostitué dat hij met haar wou trouwen, maar was dat gemeend?”
VERHULST: “Ik denk dat het een jongen was met een immense verlatingsangst die plots geconfronteerd werd met het feit dat hij écht alleen was. En zich uiteindelijk vastklampte aan alles wat hij nog aan genegenheid te pakken kon krijgen. Hij dacht dat gans de wereld hem graag zag en plots moest hij vaststellen: ‘Tiens, niemand ziet me graag.’ Leef daar maar eens mee.”
Omdat iedereen het dramatisch einde van Frank Vandenbroucke kent, is de plot van de film voorspelbaar. Zag je het ontbreken van een spanningsboog niet als een handicap, Koen?
MORTIER: “Neen. Ten eerste weet niet iedereen hoe het verhaal afloopt. Deze film speelt ook op het festival van Toronto en het zou me verbazen dat ze in Canada allemaal Frank Vandenbroucke kennen. En er is wél spanning, ze is voortdurend aanwezig in de scènes tussen Thierry en Faë. Net omdat je weet dat het voor hem fataal afloopt, voel je constant die dreiging. Als je bijvoorbeeld Thierry in dat zwembad ziet drijven, denk je: hij is verdronken. Er liggen immers verschillende pistes op tafel. Is hij verongelukt? Heeft hij zelfmoord gepleegd? Nam hij een overdosis pillen? Had hij ruzie met de prostitué? Ik vind het belangrijk dat al deze elementen in de film zitten, omdat ze in het wielrennen schering en inslag zijn. Zie maar wat er nu met Jan Ullrich gebeurt.”
Pantani, Ullrich, Vandenbroucke – is het toeval dat deze gevallen wieleridolen zich in eenzelfde generatie situeren?
MORTIER: “Ik denk het niet. Volgens mij hebben we te maken met een generatie renners die zeer slecht begeleid werd en op jonge leeftijd allerlei dopingrommel – ik denk amfetamines – toegediend kreeg. In die mate dat dit hun psyche aantastte en ze labiel werden. De enige uitzondering op de regel is wellicht Lance Armstrong, maar die had dan ook een uitzonderlijk sterke persoonlijkheid.”
VERHULST: “Armstrong zie ik ook nog door het lint gaan, hoor. Het zou me niet verwonderen dat die binnenkort een Ullrichje doet. Het zit niet in de film, maar in mijn boek raak ik de oorzaak aan. Daar beschrijf ik hoe een jonge renner, Jens, opgroeit in een supporterscafé. Zo eentje waar de plastieken zegeruikers aan de muren hangen en ze mosselsoupers organiseren om nieuwe tubes voor Jenske te kopen. En iedere keer als ie wint, wordt Jens op biljarttafel gehesen om de complimenten in ontvangst te nemen. Op een jonge leeftijd is daar al de verheerlijking, je wordt gedragen door de massa. En dan komen de pillen van nonkel Isidoor die ervoor zorgen dat dit lolletje blijft duren. Dat is een moorddadige cocktail voor je karakter, zeker als je hersentjes nog gevormd moeten worden. Natuurlijk loopt dat faliekant fout. Want de aandacht blijft niet duren en dan moet het kopje sterk genoeg zijn om de val van de sokkel te verwerken. En dat was duidelijk bij kerels als Vandenbroucke en Pantani niet het geval.”
Is het niet overdreven te stellen dat deze wielergeneratie al van jongsaf aan de pillen zat?
MORTIER: “Ik produceer ook ‘Coureur’ de film van ex-renner Kenneth Mercken. Da’s een generatiegenoot van VDB. Als je die zijn verhalen hoort, valt je mond open. Op zijn achttiende werd hij Belgisch kampioen en verhuisde naar Italië, daar kregen ze naar verluidt allemaal epo. Helaas bleek dat bij hem niet te werken omdat hij een storing in zijn hormoonhuishouding had.”
VERHULST: “Mijn moeder was samen met een kermiscoureur. Toen ik twaalf was zei ik tegen hem dat ik ook wou koersen. ‘Da’s niks voor u, je hebt al bij de tandarts schrik van een naald,’ zei hij. Dan weet je het wel, zeker?”
Heeft het ook niet met de aard van het beestje te maken? Frank ademde rock’n roll, zijn idool was Johnny Hallyday. Zo’n mensen zoeken automatisch de grenzen van wat het leven te bieden heeft op.
VERHULST: “Maar moet je rock’n roll zijn om op een koersvélo te zitten? Vreemd dat dit een kwaliteitslabel van een renner wordt. Ik vind het ook wel eens tof dat een coureur moeilijk uit zijn woorden komt en de camera ontwijkt. Zo’n Kevin Pauwels-type, bijvoorbeeld.”
MORTIER: “Sagan vindt men ook rock’ n roll, maar ik zie wel een verschil. Bij Sagan heb je totaal niet het gevoel dat die kerel in de goot gaat belanden. Bij Frank was die dreiging wel aanwezig.”
VERHULST: “Ik betwijfel of Sagan erg rock’n roll is: hij wordt begeleid door reclamejongens, zijn spontane uitspraken na een wedstrijd hebben al een parcours van powerpointpresentaties achter de rug. Maar een verdomd goede renner is hij wel. Er rijdt er momenteel geen betere rond.”’
Terug naar Engel. Koen, je eerste twee bioscoopfilms waren met een Vlaamse cast. Waarom heb je er nu voor gekozen om een Franstalige film te maken?
MORTIER: “Ik wou geen Vlaamse film meer maken omdat mij vorige – 22 mei – geflopt is. Ik wil met een anderstalige film een groter publiek bereiken. Maar het heeft ook met het scenario te maken. Ik zie een Vlaamse renner niet naar Senegal trekken. Die zoekt zijn vertier wel in Thailand of Ibiza. De Franse acteur Vincent Rottiers had alle facetten om Thierry Brasfort – dat is Frans voor Armstrong – te spelen: een jonge, sterke, sportman die ook verlegen is. Opnieuw een bewijs dat deze film niet over Frank gaat. Indien ik de flamboyante VDB had willen neerzetten, had ik altijd met de Waalse acteur Jérémie Renier gewerkt – die lijkt als twee druppels op Frank. Mijn hoofdpersonage moest een timide gast zijn. En dat is Vincent ook in het écht. Als hij voor een journalist zit, durft hij amper zijn mond opendoen.”
Wie van het scherm spat, is de bloedmooie Franse actrice die de rol van Faë voor haar rekening neemt. Waar heb je die gevonden?
MORTIER: “Op het internet. (lacht) Ze heeft Fatou N’Diayé, had vroeger wel wat filmrollen, maar door een kind te krijgen werd haar carrière gebroken. Tijdens onze eerste casting vond ik dat het haar wat aan uitstraling ontbrak, maar bij een tweede ontmoeting straalde ze meer zelfvertrouwen uit. Wellicht omdat ze wist dat ze een kans op de rol maakte. Toen Vincent haar ontmoette, zag ik dat er een klik tussen hen was. Dan moet je als regisseur niet meer twijfelen.”
Je werkt voor het eerst samen met cameraman Nicolas Karataksanis, die ook de DOP (red; Director Of Photography) van Rundskop en de Amerikaanse Loft was. Een meerwaarde?
VERHULST: “Hij heeft iets ongelofelijks gedaan. Afrika filmen, zonder dat het er typisch Afrika uitziet. Ik heb het dan vooral over hoe hij het licht en de kleuren doseert die daar normaal zo overheersen. Nu leek dat allemaal veel gladder dan dat je normaal in films ziet.”
MORTIER: “Dat komt omdat dit geen digitale film is. Nicolas wou per se op pellicule draaien, wat al een jaar of zeven niet meer gedaan wordt. Kleuren zijn zeer lelijk op een digitale drager, dat spat alle richtingen uit. En in Afrika nog meer, omdat het straatbeeld er uitpuilt van hevige fluo-kleuren. Pellicule absorbeert beter kleuren, waardoor je ze levendig houdt.”
Er zit ook een koersscène in met de commentaarstem van RTBF-commentator Rodrigo Beenkens. Het lijkt me niet eenvoudig om dat zo waarheidsgetrouw mogelijk na te spelen.
MORTIER: “Klop, om te beginnen hadden we een groepje figuranten met hetzelfde postuur nodig. Vincent had ook nog nooit op een koersfiets gezeten. En mijn stuntman, die moest vallen, ook niet. Hij mocht bovendien niet in zijn klikpedalen vastzitten en ook niet sneller dan 35 km/h rijden, anders kon ik hem niet filmen. (lacht) Dat was dus niet eenvoudig.”
Zowel het boek als de film geven me de indruk dat jullie goed gedocumenteerd zijn. Hebben jullie veel research gedaan?
VERHULST: “Eigenlijk niet. En maar best, want dan ben je meestal geneigd om dat allemaal te gebruiken. Ik wou me in mijn boek niet profileren als journalist. Het moest wel fictie blijven. Ik ben trouwens nog nooit in Senegal geweest.”
MORTIER: “Ik ben er op voorhand een keer of drie geweest. De clubs waar gazelles – zo noemen ze daar de prostitués – blanken trachten te strikken, vind je er met bosjes. Het viel me op dat het vooral jonge meisjes waren. Die voor tien euro een hele nacht met je doorbrengen.”
VERHULST: “Niet teveel reclame maken, Koen. Straks trekt iedereen naar Senegal om te vogelen. Wist je dat het sekstoerisme in Thailand ontstaan is door de film Emanuelle? De opnames met Sylvia Kristel hadden in Bangkok plaats en achteraf dacht iedereen: ‘Dààr moeten we naartoe voor stomende seks.’ Ik hoop dat we dat binnenkort niet iets gelijkaardigs op ons geweten hebben.(lacht)”
MORTIER: “De prostitutie is in Senegal anders dan in Thailand. Daar zie je veel blanken die bij één gazelle blijven hangen. Waar ze zelfs kinderen mee maken. De figuranten in de nightclub-scène, bijvoorbeeld, zijn échte koppels die elkaar door de prostitutie leerden kennen. Dus er is wel degelijk een toekomst voor beide partijen.”
VERHULST: “Het liefdesverhaal tussen Thierry en Faë is dus realistischer dan dat ik vermoedde toen ik het opschreef. Ik vind het altijd fantastisch als de fictie wordt ingehaald door de werkelijkheid. Dit is dus een oprecht liefdesverhaal met potentie. Ik ben ook blij dat we komaf maken met het clichébeeld: de dikke, oude, hoerenloper die enkel verlangt naar seks met een jong, strak, lichaam.”
MORTIER: “Wat me opviel is dat de prostituées daar best hun mannetje staan. Ik ontmoette een 24-jarig meisje dat enorm slim, grappig en zelfzeker was. Daar is trouwens het hoofdpersonage Faë op geënt. Ik denk dat in Senegal het emotionele en functionele in de liefde meer op elkaar is ingesteld. Daarom zijn échte relaties tussen blanken en prostitués er ook mogelijk. Ik ontmoette er een paar moslima-hoertjes. Ze hadden thuis een verslaafde vent zitten die geen klop uitstak. Als je moet kiezen tussen je prostitueren voor drugs of trouwen met een Westerse klant, dan denk ik dat de keuze snel gemaakt is.”
En toch denk ik dat ze zelden door een blanke naar Europa worden meegenomen.
VERHULST: “Dat weet ik nog zo niet. Als ik naar ons hoofdpersonage kijk, ben ik er zeker van dat die voluit bereid was om dat engagement aan te gaan. Gedreven door zijn verlatingsangst, klampt hij zich vast aan dat laatste strohalmpje. Zonder dat fatale einde, neemt hij haar mee naar België.”
MORTIER: “Thierry is er ook gevrijwaard van de adoratie die roem met zich meebrengt. Omdat Faë hem niet kent, is de liefde in verhouding. Dat maakte hij in België nooit mee.”
De film geeft me een warmer gevoel dan het boek. Er zit minder cynisme en meer tederheid in. Zijn jullie het daar mee eens?
VERHULST: (verbaasd) “Was ik cynisch? Liefdevol cynisch, mag ik hopen. Nu, ik ben blij dat het een tedere film geworden is.”
MORTIER: “Ik denk dat het boek cynischer lijkt omdat je persoonlijke inbreng als schrijver er meer in zit. En je bent gewoon een cynische gast, Dimitri (lacht) Mijn stem is in de film afwezig. Bij mij vertrekt alles uit de twee personages die een teder liefdesverhaal willen vertellen.”
VERHULST: “Daarin volg ik je wel. Mijn boek is de monoloog van de vrouw. En zij is natuurlijk cassanter, omdat er een maatschappelijke verontwaardiging speelt. Zij moet als Senegalese bijvoorbeeld nog vechten tegen analfabetisering, terwijl een Europese man zich zoiets niet eens kan voorstellen.”
Zeventig procent van de vrouwen in Senegal is analfabeet, ze verdienen gemiddeld 2 dollar per dag en de levensverwachting is 52 jaar. Slagen er prostitués in om zich een beter leven te verschaffen?
MORTIER: “Sommigen wel, denk ik. Ik herinner me een ochtend in ons hotel. We hadden net een nachtscène gedraaid toen er een dikke zestiger met een gazelle opdook. De man had in de mot hij op een filmset stond en vroeg meteen aan die dame om pirouetjes te maken. ‘C’est mon star,’ zei hij. Hij dacht haar op die manier in de filmwereld te lanceren. Dus je ziet ergens wel dat er ambities langs beide kanten worden uitgesproken. En het niet altijd draait om een snelle wip.”
“Nu, toen de man haar wou inchecken, kreeg hij te horen dat de gazelle niet binnen mocht in het hotel omdat ze geen gezondheidskaart bij had. Die dikzak begon tegen de receptionist van zijn oren te maken, maar ze kwam er niet in. Toevallig was dit exact dezelfde scène die we net hadden gedraaid. Echt heavy, hoor.”
Dit is ook de reden waarom Vandenbroucke in het groezelige La Maison Bleue werd teruggevonden en niet in het viersterrenhotel Royam. Zijn gazelle Seynabou Diop had geen gezondheidskaart. Wanneer krijg je die eigenlijk? Als je getest bent op HIV?
MORTIER: “Duizenden keren heb ik die vraag daar aan locals gesteld. Altijd kreeg ik een ontwijkend antwoord. Volgens mij wilden ze niet toegeven dat prostitutie daar een officieel beroep is.”
VERHULST: “Het is ook een dubbel gegeven: enerzijds sta je geboekt als een proper meisje. Maar anderzijds ben je ook meteen gebrandmerkt als prostitué.”
Een straffe scène vond ik de twee monologen van de hoofdpersonages die ineen vloeiden. ‘Ik verprutste mijn lichaam voor de fans,’ zegt Thierry, doelend op zijn dopinggebruik. ‘Ik verzorg mijn lichaam voor mijn fans,’ zegt Faë over haar werk als prostitué.
VERHULST: “Die scène komt niet uit het boek en is helemaal Koen zijn verdienste. Ik kreeg er kippenvel van.”
MORTIER: “Dat was inderdaad een sleutelscène. Voor mij zijn Faë en Thierry eigenlijk dezelfde personen. Ze zijn beide op zoek naar liefde, ze doen alle twee iets met hun lichaam én ze willen ook in elkaars schoen staan: Faë droomt van een toekomst als model in het rijke Europa en Thierry hunkert naar een leven buiten de schrijnwerpers. Wat hij in Senegal eindelijk vindt.”
VERHULST: “Ik denk dat ook Frank ervan genoot om met iemand samen te zijn die totaal niet wist dat hij een vedette was. Ook al pochte hij over zijn prestaties – ik heb zoveel koersen gewonnen en zoveel auto’s kapot gereden – ze kende hem niet. Hij had de kans om, al was het maar voor een paar uur, op een blanco blad te staan. Dat kon hij in België al lang niet meer.”
Koen, de opnames vonden in dezelfde regio plaats waar Frank Vandenbroucke overleed. Herinneren ze hem daar nog?
MORTIER: “Absoluut. Zijn overlijden heeft indruk gemaakt. In zoverre dat iedereen hem nu beweert te kennen. Zoals de pizzabakker in onze straat: ‘Frank aimait les pizza’s. Elke dag kwam hij voor een stuk langs. En dat drie jaar lang.’ (lacht) Terwijl hij er amper 48 uur is geweest. Maar wielrennen is er niet populair. Niemand kent daar Eddy Merck. Wél Eden Hazard en Romelu Lukaku. Negentig procent van de Senegalezen loopt in een voetbalshirt rond, en één keer op tien is dat een Belg.”
Ondertussen weten we uit de ‘boekskes’ dat de familie van Frank Vandenbroucke niet echt opgezet is met de film. Kreeg jij ook van hen negatieve reacties na de publicatie van je boek, Dimitri?
VERHULST: “Ik ben nooit rechtstreeks gecontacteerd geweest, maar ik hoorde wel dingen waaien. Een fan liet me weten: ‘Van God blijf je af!’ Dat moet je dus niet zeggen tegen een iconoclast als ik. Ik ben fan van de Griekse tragedie: daar vallen de goden.”
Koen, jij hebt wél contact gehad met de ouders van Frank?
MORTIER: “Ja. Tijdens de opnames hoorden we dat de mama zich negatief uitsprak over de film. Ik dacht, ik ga haar mijn plannen uitleggen, maar tijdens onze ontmoeting had ik snel door dat dit weinig zin had. Ik vind het jammer dat ze oordelen over iets wat ze nog niet gezien hebben. Misschien zou de film hen net met een beter gevoel opzadelen, want in hun hoofd speelt wellicht het ergste.”
Karl Van Nieuwkerke vroeg zich tijdens jullie doortocht in Vive le Vélo af of jullie zich niet aan lijkenpikkerij bezondigen.
VERHULST: “Eerlijk, ik schrok dat men die vraag anno 2018 nog durfde te stellen. Dan mogen er ook geen films gemaakt worden over Kurt Cobain, Elvis Presley en Billie Holiday. Bovendien, alles wat in Vlaanderen van ver of dichtbij met een koerswiel te maken heeft, maakt deel uit ons cultureel erfgoed. Wij ademen koers. Dan lijkt het me logisch dat je dit in de film of literatuur gaat gebruiken.” “Trouwens, weet je wat ik cynisch vind? Dat je nét in Dag Allemaal gaat klagen dat iemand op de kap van andermans miserie geld verdient. Dat is verdomme de bestaansreden van dat blad.”
MORTIER: “Er zijn over Frank duizenden artikels geschreven die ook niet altijd positief waren. Het wielerblad Bahamontes maakte 5 jaar na zijn dood een special over Frank. Dus dan ben ik de laatste in het rijtje van de lijkenpikkers? Komaan, zeg. Bovendien suggereer je dan ook dat ik rijk van die film word. Wel, ik heb er vooral veel geld ingestoken. Het zal een ongelofelijk kassucces moeten worden eer ik er een frank aan over hou.”
Toch begrijp ik ergens dat de film voor de familie lastig om dragen is.
VERHULST: “De verfilming van dat boek hoort niet lastig om dragen te zijn. Het gemis van hun geliefde is moeilijk om dragen. En dat is wat er wellicht gaande is. Als er iets pijn doet, is het niet de boek of de film, maar hoe het leven verliep van de man die ze graag zagen. En daar kunnen Koen en ik niks aan doen. En stel nu dat de film pijn doet? Wat dan nog? Sinds wanneer zou een boek of een film geen pijn mogen doen? Is er niet al genoeg Walt Disney onder de mens? De dag dat boeken pijnstillers worden, wil ik vooral geen apotheker zijn.”
MORTIER: “Ik vind het vreemd dat men op mij, een filmmaker, schiet. Vraagt iemand zich eigenlijk nog af hoe het met Frank zover is kunnen komen? Waar het ontspoorde en wie hem in zijn omgeving hielp te ontsporen?”
VERHULST: “Inderdaad. Er zijn mensen die liever niet naar deze film kijken, omdat ze zichzelf dan in de spiegel zien. Die zich, los van enige juridische consequenties, zouden kunnen afvragen: ‘In welke mate ben ik medeplichtig?’”
MORTIER: “Vandaar dat in de film de broer zich medeplichtig voelt. Hij smokkelde de drugs mee naar Senegal voor Thierry.”
“Als we altijd moeten zwijgen en die mooie verhalen moeten oppotten omwille van de familie, dan wordt het leven van Vandenbroucke eigenlijk nog zinlozer dan het al was,” zei je in Vive Le Vélo, Dimitri.
VERHULST: “Klopt. Ik denk dat de doofpot niet de oplossing is om de problemen in het wielrennen aan te pakken. Als de film al over Frank zou gaan, wordt hij door ons niet als de dader afgeschilderd, maar wel als een slachtoffer.”
MORTIER: “Als we de herinnering aan hem levendig willen houden, moeten we zoveel mogelijk over hem vertellen. Ik ben zelf vader van vier zonen. En mocht een dergelijke tragedie me overkomen, dan denk ik dat ik een film hierover zou steunen. In de hoop dat nadien niemand ooit nog kapot zou gaan aan verdovende middelen in de fleur van zijn leven. Ik zou denken: het is te laat voor mijn zoon, maar niet voor mijn kleinzoon.”
Ik heb de indruk dat er in de film een paar geforceerde ingrepen zijn gedaan om de link naar VDB te verdoezelen. Zo is Thierry wereldkampioen, gaat niet zijn vriend maar broer mee naar Senegal en wordt hij het slachtoffer van een zware valpartij. Zou je dat ook gedaan hebben mocht de familie van Frank geen bezwaren tegen de film geuit hebben?
MORTIER: “Absoluut. De regenboogtrui zat al in mijn eerste scenario. Ze verwijst naar Jempi Monseré die dramatisch aan zijn einde kwam door tijdens een kermiskoers op een stilstaande auto te knallen. En door de broer creëerde ik meer drama in de film. In plaats van een vriend, heb je nu een familielid die naar de moeder moet bellen met de boodschap dat haar kind dood is. Dat is een pak emotioneler.”
Waarom vind je het belangrijk dat die link met Monseré in de film zit?
MORTIER: “Wel, een paar jaar nadat Jempi Monseré verongelukt was, zat ik als kind met mijn vader op de Zesdaagse van Gent. Het zoontje van Monseré had van Freddy Maertens een fietsje gekregen en mocht een paar rondjes op de piste meerijden. Iedereen applaudisseerde voor dat emotioneel tafereel en ik was een beetje jaloers op dat jongetje. Wat ik toen nog niet wist is dat Giovanni Monseré zich enkele maanden later, op datzelfde fietsje, in een regenboogtrui, tegen een auto zou doodrijden. Dat heeft me toen hard geraakt. Dat vader en zoon, in krak dezelfde omstandigheden, om het leven kwamen.”
Hebben jullie zelf ooit Frank Vandenbroucke ontmoet?
VERHULST: “Neen. En het was ook niet een renner naar wie ik opkeek. Omdat zijn status niet in verhouding stond met zijn palmares; dat was eigenlijk een mager beestje. Al vond ik hem op het WK van ’99 in Verona fantastisch. Frank deed het toch maar: uw polsen breken, erover zwijgen tegen Museeuw om het Belgisch kopmanschap te kunnen opeisen en dan in de finale falen. Mooi. Tragischer kan haast niet.”
MORTIER: “En tot op het einde van zijn carrière bleef hij zeggen dat hij nog grote koersen zou winnen. Ik vraag me eigenlijk af of hij dat zelf geloofde. Volgens mij wist hij dat hij over het paard getild werd en speelde hij dat spel handig mee.”
VERHULST: “Zoals toen hij zei dat hij door zijn lange inactiviteit biologisch tien jaar jonger was dan de rest. Dat had dokter Mabuse hem wijsgemaakt. Bij mij werkt dat omgekeerd: ik ben al 104. (lacht) Weet je, ik vind eigenlijk de fans van VDB interessanter dan Frank zelf. Hoe die hun idool adoreren en zijn leven romantiseren is haast angstaanjagend. De graven van Pantani en Vandenbroucke zijn de meest bezochte onder de dode renners. Dat doet me niet het beste verhopen voor een dopingvrij wielrennen. De drukte aan de stèle van Simpson al eens gadegeslagen? Zolang hij tragisch aan z’n eind komt, wordt de sjoemelaar aanbeden. Als de massa mag spreken, dan windt de romantiek van het bedrog het nog altijd van de zuivere sport.”
“Voor jullie, mijn fans, heb ik die smeerlapperij genomen. Omdat ik jullie niet wou ontgoochelen,” zegt Thierry in de film. Een verwijzing naar de druk die Vandenbroucke en Pantani teveel werd?
MORTIER: “Ja. De fans hebben een rol gespeeld in hun ondergang. Vandenbroucke was een jaar inactief en bij zijn rentrée stond op de eerste helling ‘God is terug’ op het asfalt geschreven. Dan heb je toch meteen zin om de afgrond in te rijden?”
VERHULST: “Dit boek is maar in één taal vertaald, het Duits, wat volgens mij geen toeval is. Bij Duitsers heb je die blinde adoratie veel minder. Daar zijn de wielergoden niet untouchable. Ullrich of geen Ullrich, toen er teveel dopingaffaires in de Tour losbarstten, besliste de ADR als enige televisiezender om er geen verslag meer over uit te brengen.”
Dé wielergod van deze eeuw is Tom Boonen en die kon wel met de roem om.
MORTIER: “Omdat hij beter omringd werd. Hij komt uit een nuchter, warm Kempisch nest. De directe omgeving is heel belangrijk. Ik ken de familie van Bjorg Lambrecht, het nieuwe Vlaams klimtalent. Die remmen heel de tijd af. ‘We gaan wel zien, jongen. Er zijn er zoveel geweest met talent.’ Voetjes op de grond is nog altijd het beste. Want renners zijn als helium-ballonnen. Eens je ze optilt, krijg je ze moeilijk nog naar beneden.”
Foto’s: Saskia Vanderstichele