“Ja ik wil een interview aan je geven,” zegt Herwig Van Hove (80) me aan de telefoon. “Op één voorwaarde: jij komt me halen en we gaan op café.” In dat café duurt het geen vijf minuten of Van Hove rolt geïrriteerd met zijn ogen. Nadat hij al een koffie heeft besteld, komen er toch nog twee obers vragen wat we willen drinken. “Als er nu nog eentje langskomt, ga ik lastig worden,” zegt hij. Hij schuift een papiertje voor zich uit aan tafel. “’Onbekwaam horecapersoneel’ staat er niet op, maar ter voorbereiding van dit gesprek heb ik twintig ergernissen opgeschreven.”
Dat is voor elke journalist een cadeau. Met wat beginnen we?
VAN HOVE: “De familiaire kleutertoon in de media. Dat de meiskes van Klara me ’s ochtends goeiemorgen wensen vind ik al vreselijk, laat staan dat ze me ‘het weekend inwuiven’. Ze hebben toch geen zaken met mijn weekend? Dat ze verdomme hun werk doen. Presentatrices zijn mislukte onderwijzeressen die denken dat ze voor een kleuterklas staan. En ze zijn niet alleen. ‘Hoe is het, meneerke?’ zei een verpleegster onlangs tegen me in het ziekenhuis. ‘Goed, hoor,’ antwoordde ik met ingehouden woede, ‘je hebt twee seconden om de kamer te verlaten.’”
Maar los daarvan kan je wel pruimen wat er op onze radiozenders te horen is?
VAN HOVE: “Jij bent de plezantste thuis, zeker? Zo’n kind dat in The Voice staat te janken, moet je nadien ook nog eens zes maanden op de radio uitzweten. Wie zonder talent zo overdreven wordt gepromoot, krijgt toch een volledige valse eigendunk? Waarom doet men dat meisje dat aan? Er is geen enkele kwaliteitscontrole meer, ze rammen om het even wat door de ether. Zelfs op Klara.”
Die zender speelt toch geen popmuziek?
VAN HOVE: “Popmuziek? De enige muziek ís klassieke muziek. Voor mij is Mozart al popmuziek. Het eindstation in de muziekgeschiedenis is Bach. Daarna is er alleen maar rommel gemaakt.”
Hij staat wel niet meer op één in de top-100 van Klara. Dat is nu Stabat Mater van Pergolesi.
VAN HOVE: “Ze hebben er bij Klara alles aan gedaan om Bach van de eerste plaats te stoten. Een schande is, het. Die amateurs blijven ook maar steeds het emotionele aspect van muziek benadrukken. Ze zijn altijd ‘geraakt’, ‘ontroerd’ of ‘melancholisch’ door een compositie. Alsof muziek geen structuur, melodie of historiek heeft. Het is nu de tijd van de Mattheüspassie en dan gaan alle registers open. Maar door dat eenzijdig emotioneel te benaderen, verarm je dat stuk.”
Goed, op naar de televisie. Is er iets te zien waar professor Van Hove niet het zuur van krijgt?
VAN HOVE: “De Afspraak vind ik goed. Vroeger daagde ik daar wel eens op, maar ik denk dat er een stiltecocon rond me is geweven. Wellicht omdat ik me niet liet stroomlijnen. Ik heb altijd geweigerd om op voorhand gebrieft te worden. Dan neemt zo’n redacteurke op voorhand al de vragen met je door. Hoe kan je dan nog een spontaan debat voeren? Hugo Claus heeft zo Jan Van Rompaey eens liggen gehad. ‘Mijnheer Claus, ik zal u vragen wat de moeilijkheden zijn bij het witte blad,’ zei Van Rompaey in het voorgesprek. ‘Da’s inderdaad de hel, Jan, ga daar maar wat dieper op in,’ zei Claus. Om dan in de studio doodleuk te antwoorden: ‘Hoezo moeilijkheden? Ik heb niks liever dan een wit blad.’ Daar stond Van Rompaey met zijn mond vol tanden. (lacht)”
Staat er een tv-ergernis op je papiertje?
VAN HOVE: “Vooral het overaanbod aan sport. Ik begrijp niet waarom Canvas banaliteiten als voetbal en wielrennen uitzendt. Dat is commercie van de vulgairste soort. Hoe durft een openbare omroep zich te linken aan een sector waar alles vuil is: buitensporige salarissen voor minimale prestaties, doping én gokpraktijken! Met ons belastinggeld wordt reclame gemaakt voor wedkantoren. Wie daarvoor verantwoordelijk is, moet behandeld worden als een crimineel. Waarom – in godsnaam – moet élk nieuwsbulletin eindigen met een sportitem? Ik word er nu al mee murw geslagen en dan moet het tennisseizoen en de Tour de France nog beginnen.”
Dit jaar staat die in het teken van Merckx’ tourzege in 1969, een generatiegenoot van je.
VAN HOVE: (stopt zijn papiertje onder mijn neus) “Ik heb het opgeschreven: ‘Stop de idolatrie rond Merckx!’ Die man is een dopingagent. Ik verdraag het niet dat ze hem ophemelen. Hij zat in Italië op zijn bed te huilen omdat hij amfetamines had gepakt.”
Neen, hij huilde omdat hij geflikt was.
VAN HOVE: “Dat zeg jij. Soit, is dat een Grote Belg? Zijn Nederlands is erbarmelijk en zijn Frans nog slechter. Hoe noemen ze hem, de Kannibaal? Omdat hij snel kon fietsen? (proest het uit) Wat is daar de maatschappelijke verdienste van? Niks. De objectiviteit is weg bij onze journalisten. Er is geen belangstelling meer voor harde informatie, je moet alles goed vinden. Nieuwsgaring wordt steeds meer beïnvloed door marketeers. En zeker in de gastronomische journalistiek. Dat zag ik dertig jaar geleden bij Knack – ik had daar een wijnrubriek – al aankomen. Bij de opening van een vestiging van Nicolas, een befaamd wijnketen, zat bij het persdossier een aankoopcheque van enkele duizenden franken. Ik heb onmiddellijk mijn bank de opdracht gegeven om die te vernietigen. Weliswaar als enige van veertig journalisten. Ik heb bij de VRT de intrede van ‘product placement’ meegemaakt. Lachen was dat. Tijdens 1000 Seconden had onze producer een contract met perspex, een kunststof waaruit de cockpitramen van F16’s bestaan. Hij wilde daar onze grote keukentafel mee bekleden. Ik zette een gloeiende kookpot erop, haalde hem er af en zag hoe die perspex er in lange slierten aanhing. Het was het laatste wapenfeit van onze producer. (lacht) Een andere keer ging het potje van een nieuw kruidenmerk niet snel genoeg open. Ik nam een hakbijl en sloeg het in twee. Man, miserie. Ik had dat merk ‘onherroepelijk schade’ aangebracht. Eén keer kreeg ik bezoek van een man die me één miljoen frank aanbood als ik een pakje Solo drie seconden in beeld zou tonen. Hij stond snel terug buiten.”
Het blijft vreemd dat in 2004 de VRT de stekker uit dit razend populair programma trok. Achteraf haalde je zwaar uit naar directeur programmatie Wim Van Severen.
VAN HOVE: “Kijk, wie in de media heeft gewerkt, kent het fenomeen: elke nieuwe leidinggevende gaat meteen als een hondje zijn territorium afpissen. Hij wil zich bewijzen door opzichtige maatregelen, en als je pech hebt, ben je daarvan het slachtoffer. Tessa Vermeiren deed bij Knack net hetzelfde, die werd hoofdredacteur en schafte meteen mijn wijnrubriek af. Ze is er na vele klachten van de lezers wel op teruggekomen… 1000 Seconden liep al dertien jaar, dus ergens begreep ik wel dat Van Severen iets anders wou, ik vond het alleen niet netjes dat hij me niet op voorhand over zijn beslissing had ingelicht. Programma’s en schermgezichten hebben een houdbaarheidsdatum. Ik vind dat Jeroen Meus nu moet stoppen. Hij is uitverteld. Die begint nu te diversifiëren en te denken dat hij Bart De Pauw kan opvolgen. Hij wil de slimme spelen, maar dat is hij niet. Koks zijn meestal beperkte geesten. Ze zijn goed in de handeling, maar niet in het denken. Dat ligt niet aan hen, maar aan hun opleiding. Ze leren hoe ze een bechamelsaus kloppen, maar niet welke chemische en fysische processen er achter zitten. Hoed je dus voor een tv-kok die de wetenschappelijke toer opgaat.”
Volgens jou weet sterrenchef Peter Goossens niet waarom je vlees uit de oven moet laten rusten.
VAN HOVE: “Klopt. Nog ééntje waarop ze allemaal buizen: de reden waarom een eierdooier soms groen uitslaat. ‘Door te koken bij te hoge temperaturen,’ zei er eentje op Njam. (schuddebuikt) Neen, het heeft te maken met de thermische gradiënt die ontstaat bij het koken (red; buitenkant is warmer dan binnenkant). De zwavel in het eiwit migreert hierdoor naar het centrum. Op de rand van een dooier zit vaak kobalt en in verbinding met zwavel, krijg je een groene kleur. Je kan dat vermijden door de thermische gradiënt om te polen en een ei snel in koud water te houden, dan migreert de zwavel terug naar de buitenkant. Bij vlees in de oven wordt de buitenkant ook warmer dan de binnenkant, dus alles wat vloeibaar en gas is, migreert naar het centrum. Het vlees droogt uit. Maar door het vlees voor het snijden eventjes te laten afkoelen, keer je de temperatuurgradiënt om. Het sap gaat terug naar de buitenkant en het vlees trekt mooi rood. Die onwetendheid doet niks af van de kwaliteiten van Peter Goossens. Ik vind hem een goede chef.”
In het verleden haalde je nochtans een paar keer hard uit naar hem. Net als naar Sergio Herman.
VAN HOVE: “Met Sergio heb ik het nog altijd lastig, vind ik een blaaskaak. Hij is zo vol van zichzelf, op het narcistische af. En ik moet ook zijn taaltje niet. Dat Zeeuws, brrr…. Ik vond dat beide heren hun prioriteiten niet meer kenden. Een chef hoort thuis in zijn restaurant en niet voor de televisiecamera’s. Als klanten een paar honderd euro’s voor een couvert betalen, moet jij voor hen koken. Die sterren zijn niet van je souschef of maître. Goossens was kwaad op me. Hij noemde me doorvet en doorzopen. Niet echt elegant. Een gemeenschappelijke vriend heeft ons verzoend in zijn restaurant. Met dank ook aan onze vrouwen, die hebben meestal meer klasse dan de mannen. De reputatie van de Comme Chez Soi was eerder de verdienste van de echtgenote van Pierre Wynants, dan van de chef zelf. Dat was net als Wout Bru een hengst. Hij joeg op de mooiste vrouwen in zijn restaurant. Dat doe je niet. Een hongerige klant heeft een vertrouwensband met de kok, anders gaat hij niet bij hem eten. De chef neemt de plaats in van de voedende moeder. Als zo’n relatie vertroebeld wordt door driftvolle attitudes, krijg je incestueuze toestanden.”
Heb je de #metoo-discussie gevolgd?
VAN HOVE: “Ik heb schrik gehad, jong. (lacht) Meer dan tien jaar voor tv gewerkt met schminksters, kleedsters en productieassistentes. Ik was een ideaal slachtoffer geweest: bekend, een grote mond, niet bijster geliefd… Neen, ernstig, mijn principe was: nooit neuken op het werk. En zeker niet in een machtsstructuur. Ik kon er niet tegen dat professoren achter studentinnen zaten. Ooit zag ik een doctoraatsverdediging ontaarden in een #metoo-schandaaltje. Een studentin was niet tevreden over haar punten en wees woedend haar promotor aan. “Een heel jaar heeft hij me geneukt op zijn smerige fauteuil in zijn bureau.” In de zaal stond een andere studente recht: “Bij mij flikte hij hetzelfde.” Die professor is voor een tuchtcommissie moeten verschijnen. Weet je wat zijn straf was? Hij mocht zijn deur niet meer op slot doen en moest zijn fauteuil inleveren. Zo ging het er aan de Katholieke Universiteit Leuven aan toe.”
Je studeerde aan het Sint-Jan Berchmanscollege. Een Jezuïetenschool waarvan je zei dat ze ‘schaamteloos elitair’ waren.
VAN HOVE: “Ja, zo kon je er alleen maar Latijn-Grieks volgen. Maar het systeem functioneerde enorm goed. Op het einde van retorica praatte ik vlot Latijn en las ik de teksten van Thucydides, één van de moeilijkste Griekse geschiedschrijvers. Welke achttienjarig kan dat nu zeggen? Nu, ik was daar ook primus perpetuus (red: zes jaar lang eerste van de klas).”
Maar de mindere goden zagen er zes jaar af als de beesten. Ik ken er die in Sint-Barbara, een Jezuïetencollege in Gent, harder studeerden dan aan de Unief.
VAN HOVE: “Dat geloof ik niet. Degene die niet meekonden, werden er in het eerste semester van het eerste jaar al uitgeknikkerd. Daar moeten we opnieuw naartoe: het heeft geen zin om leerlingen die het niveau niet aankunnen toch per se te willen meenemen. De lat laten zakken is geen goed idee, intelligente leerlingen moeten kunnen excelleren. Maar er moeten wel passende opleidingen zijn voor wie uit de boot valt. Elke jongere heeft kwaliteiten, alleen moet je ze via een geschikt onderwijssysteem aanboren. In fijne ambachtelijkheden, bijvoorbeeld, zoals houtbewerking, schiet ons onderwijs schromelijk tekort. Ja, in die aftandse Don Bosco-scholen doen ze een beetje alsof, maar eigenlijk is dat net als ons computeronderwijs om te huilen. Mensen die niet graag studeren, maar wel heel empathisch en sociaal zijn, vallen al helemaal uit de boot. Dat is toch zonde? Ik ken een wijnverkoper die geen enkele taal sprak en niet zonder dt-fouten kon schrijven, maar hij was toch top in zijn vak. Nu we het over taal hebben, weet je wat er ook schromelijk overschat wordt? Literaire romans. Dat zijn afscheidsels – je mag het ook met lange ij schrijven – van halfzieke mensen. Wat heeft in godsnaam Kristien Hemmerechts aan mij te vertellen? Wat ben ik met het zoveelste boekje over een getormenteerde ziel of stukgelopen relatie, ook al is het in mooi Nederlands en zonder fouten geschreven?”
Deelde je goede vriend Hugo Claus ook deze visie?
VAN HOVE: “Hugo vond het lachwekkend hoeveel aandacht zijn werk kreeg. Hij kon zichzelf enorm relativeren. Zijn gedichten waren trouwens veel beter dan zijn romans. Ik denk dat ik de enige Vlaming ben die erin geslaagd is om zijn Verdriet van België volledig uit te lezen. Poëzie is het geconcentreerde woord, daar hou ik wél van. Mijn schoonvader Hubert van Herreweghen schreef prachtige gedichten, net als Willem Elschot en Charles Ducal, de absolute meester. Maar er zit veel kaf tussen het koren. Dirk van Bastelaere, bijvoorbeeld. Een postmoderne dichter die denkt dat hij interessant is. Hij schreef een bloemlezing over 60 jaar Vlaamse poëzie en zette er tien gedichten van hemzelf tussen.” (kijkt nog eventjes naar zijn papier) “Onze journaals zijn ook van een belabberd niveau. Die brandende kerk is uren op televisie geweest, ze kreeg zelfs een extra journaal. En eigenlijk hoorde ik telkens hetzelfde: ‘De boel staat in de fik en het is spijtig.’”
Wat vind je over de heisa rond de fundraising voor de Notre-Dame? ‘Eén miljard voor wat stenen, terwijl de arme mensen in de kou blijven staan,’ luidde het.
VAN HOVE: “Ik vind dit enorm goedkoop. Rijke mensen doen met hun geld wat ze willen. Marc Coucke koopt voetballers, ik heb nergens gelezen dat hij dat geld aan de daklozen in Brussel moet geven. Rijk zijn is geen misdaad, maar die simpele groene mannekens à la Kristof Calvo willen ons dat graag doen geloven. Roland Duchâtelet is een kennis van me, die betaalt keurig zijn belastingen, hoor. Let wel, armoede in ons land is een probleem, wat Liesbeth Homans ook mag beweren. En dan stopt alles, als een kind honger heeft, hoef je niet eens over onderwijs beginnen. Armoede zet je buiten de maatschappij, dat onze politici dit niet beseffen, is een schande. Een gelijkaardige ergernis: mensen met psychische problemen moeten twee jaar wachten op een afspraak me een psychiater.”
En ondertussen hebben ze alle tijd om een kindercrèche binnen te stappen met een slagersmes.
VAN HOVE: “Inderdaad! Wie minder bedeeld is, op welk domein dan ook, is in onze maatschappij de klos. Allez, die sociale woningbouw, op wat trekt dat nu? Zelfs de favela’s in Rio De Janeiro zien er beter uit dan die schimmelgebouwen in de Gentse Sint-Bernadettewijk.”
Hoe sta jij tegenover de klimaatbetogingen van onze jongeren?
VAN HOVE: “Ik heb begrip dat ze ijveren voor de urgentie van het probleem, hun generatie gaat er later mee geconfronteerd worden. Maar één: ze hebben oogkleppen op, de staatsschuld bedreigt hen meer. En twee: over de inhoud van het klimaatdebat moeten ze zwijgen. Ze zijn echt niet bevoegd om over CO2-uitstoot en fossiele brandstoffen te praten. Ik vond het bijzonder ongepast dat politici naar Van Gils § Gasten afzakten om aan twee pubers verantwoording af te leggen. Da’s net hetzelfde als een koppel loodgieters dat de Boerenbond op het matje roept over het uitbreken van de varkenspest. Dat beschadigt trouwens ook die meisjes hun boodschap, maar dat hebben ze precies nog niet door. Ik erger me ook blauw aan dat oogkleppengedoe van Groen. Een pleidooi voor elektrische auto’s, maar wel tegen kernenergie zijn, dat is complete onzin. Stroom moet nog altijd geproduceerd worden, en met wind- en zonne-energie gaan we er hier niet komen.”
Iets anders: wie ligt aan de basis van je culinaire interesse?
VAN HOVE: “Mijn moeder. Dat was een heel bijzondere vrouw. Op een blauwe maandag besliste ze om maar om de twee dagen voor ons te koken. Mijn broer en ik kregen gepast geld om in de Sarma te gaan lunchen. Na een tijdje kende het personeel ons. We kregen dubbele porties. Ik herinner me nog zo’n plas vol-au-vent die royaal over een bord puree werd uitgeschept. En voor dessert een éclair, zo groot als een schoen. Buikje rond trokken we terug naar school, waar we de hele namiddag tegen de slaap moesten vechten. Weet je, ik ben geboren in ’39 en na de oorlog ging er voor ons een culinaire wereld open. Sinaasappels, ananassen, sandwiches, dat waren zaligheden die we nooit eerder hadden gezien. Dat maakte indruk op me. Ik denk dat dit, samen met de kookkunsten van mijn moeder, mijn interesse voor gastronomie heeft geprikkeld.”
Vind je nog steeds dat je bestolen wordt op restaurant?
VAN HOVE: “Gedeeltelijk. Het eten is er te goedkoop, maar de drank veel te duur. Op de menukaart staan alleen onbekende wijnen, omdat ze je dan naar hartenlust kunnen oplichten: wijnen van drie euro’s, worden aan het tienvoudige verpatst. Daarom neem ik altijd mijn wijn mee op restaurant.”
Bekijkt men je dan niet scheef?
VAN HOVE: “Weet je wat altijd werkt? De prijs van de goedkoopste fles op de kaart betalen. Willen ze dat niet, dan trap ik het af. Wat wijn betreft, ben ik een echte snob. De enige champagne die ik drink, is Bollinger. Champagne is het meest gemarketeerde product ter wereld, dat heeft met kwaliteit niks meer te maken. De wijnoogst in de Champagnestreek is zure pis, compleet ondrinkbaar met een te laag alcoholgehalte. Daarom gaat men foefelen. Alles wat in andere appellations verboden is – verschillende terroirs en druivensoorten mengen, oude en jonge wijn mixen, suiker toevoegen – mag bij champagne. De kwaliteit wordt bepaald door een minimalisatie van dit alles en de duur van de gisting op de fles. Bollinger laat zijn flessen zes jaar liggen, het merendeel van de andere merken gaat al na één jaar op de markt. Da’s veel te vroeg.”
Welke wijn drink je thuis?
VAN HOVE: “Momenteel ben ik mijn Bordeauxwijnen uit 1988 aan het opdrinken. Ik heb een ruime wijnkelder: is ook noodzakelijk wanneer je per dag een fles wijn wilt drinken van minstens tien jaar oud. Dan moet je minstens 3000 flessen liggen hebben. En dan heb je geen reserve.”
Is dat wel gezond, elke dag een fles rode wijn?
VAN HOVE: “Ja, maar er zijn voorwaarden. Eén: het moet goede wijn zijn, niet vervuild met sulfiet en smaakmakers – iets waar wereldwijnen helaas vaak in uitblinken. Twee: drink enkel bij de maaltijd. Die combinatie is vriendelijker voor je maag en lever. En drie: zorg voor een goede compagnie aan tafel.”
Dat laatste heeft toch geen impact op je gezondheid?
VAN HOVE: “O jawel, als je tevreden bent, verhoogt je immuniteit: je bent minder gevoelig voor ziektes. Daarom twijfel ik er ook aan om te vermageren. Liever dik zijn en me goed voelen, dan slank en ongelukkig. Die magere types hebben altijd migraine.”
Conclusie: drink geen wijn met vervelende mensen.
VAN HOVE: “(glimlacht) Toch niet systematisch. Kijk, dit alles heeft te maken met mijn geloof in horizontale transcendentie. Je hebt er die met God dwepen, dat is verticale transcendentie: het overstijgt de mens. Ik geloof er niet in, ook niet in de omgekeerde beweging: meditatie. Dan duik je in je eigen zelve en daar vind je alleen maar stront. Meditatie is voor zieke mensen. Die woelen zich om en transformeren in een zen-predikende zombie: met zo’n vreselijke akelige glimlach en een glazige blik. Die leven eigenlijk niet meer, ze doen alsof. Zoals dat meisje dat in Van Gils § Gasten kwam zingen.”
Ingeborg, bedoel je?
VAN HOVE: “Ja! (lacht) Hoe kan je zo iemand serieus nemen? Al die life- en mental coaches, dat is puur bedrog. Horizontale transcendentie is véél interessanter: het individu wordt ondergeschikt aan de groep. Darwin wist dat dit na overleven en voortplanting het derde belangrijkste niveau was: kijk maar naar mieren die zich opofferen om een brug te vormen voor hun soortgenoten. Ik heb de goden van Olympus niet nodig om te transcenderen, geef me maar een vriendengroep. Op mijn verjaardag nodig ik er elk jaar 55 uit. We eten in een eenvoudig restaurant, maar ik laat wel een driesterren-chef koken. Dat is de mooiste dag van het jaar voor mij. In een groep vrienden kan je zeggen wat je wil, er zijn geen verborgen agenda’s, da’s het summum van humanisme.”
Je bent tachtig en hebt als een Bourgondiër geleefd. Heeft dit een invloed op je gezondheid gehad?
VAN HOVE: “Door mijn gewicht ben ik niet goed meer ter been. Ik heb twee plastieken knieprothesen. Op mijn knieën zitten lukt niet meer, dat doet te veel pijn. Als ik val geraak ik dus niet meer recht, want ik kan me niet meer afduwen. Hierdoor durf ik niet meer te fietsen. Ik merk veel onbegrip voor mensen in mijn toestand. In de Bondgenotenlaan, de drukste straat in Leuven, staat geen enkele zitbank om uit te rusten. De politici die over de ruimtelijke ordening beslissen, zijn piepjonge ambtenaren die geen enkele bekommernis hebben voor de derde leeftijd. Ze leggen pal in het centrum voetgangerspaden aan met heel veel bomen, maar de restaurants liggen honderden meters van het pad verwijderd. Dus zie je in Leuven en Brussel het ene restaurant na het andere failliet gaan. Want het is mijn generatie die nog geld aan tafelen wil geven, de rest eet wraps en quinoa. Mijn conclusie: de maatschappelijke bezorgdheid is niet gefocust op ouderen. Dat zie je ook aan de gebrekkige begeleiding in rusthuizen. Mijn vader was diepdement, hij heeft me drie jaar ‘juffrouwke’ genoemd. Omdat ik bij een hartspecialist heb aangedrongen om een pacemaker bij hem te plaatsen heb ik zijn levenseinde verlengd. Door mijn schuld heeft hij drie jaar extra ellende gekend: in een pamper leven, niemand nog herkennen, babyvoeding slurpen… Het was vreselijk. (stil) Ik voel me daar nog steeds slecht bij.”
Ik merk een dualiteit in je: de cassante, op alles en iedereen zeikende brompot, heeft ook een joviale, gevoelige kant.
VAN HOVE: “Dat zeggen wel meerdere mensen. Kijk, wie gevoelig is, ergert zich vaker dan een keiharde, koele kikker. Daar glijdt alles vanaf. Die kan het niet schelen dat ze onze Paus op televisie ‘Le Pape François’ noemen. Neen, beste vrienden van de RTBF: hij heet niet François, maar Franciscus. Dat verfransen van namen, ik kan daar niet tegen. En die Walen doen dat met een zeker plezier, om ons te jennen.”
Heb je schrik van de dood?
VAN HOVE: “Allerminst. Ik heb mijn kist al laten maken. Niks speciaal, een bak in olm. Ik heb de planken zelf geleverd. Ik wil geen begrafenis, ik wil enkel opgebaard liggen om te groeten, met op de achtergrond de Actus Tragicus van Bach. De mensen zullen geen bidsprentje krijgen, maar een mooi boekje met gedichten en die ik apprecieer. En dan wil ik uitgestrooid worden. Ik heb dat ondertussen in een contract laten vastleggen.”
Blikt u gelukkig op uw leven terug?
VAN HOVE: “Ja, ik ben behoorlijk tevreden. Ik ben nooit de grote prof geworden. Daar zat vooral mijn optreden in 1000 Seconden tussen. Marc Eyskens, die nu poeslief tegen me is, heeft ooit een procedure tegen me opgestart om me van de universiteit te verwijderen. Gelukkig waren de rectoren Dillemans en Somer wél fan van me. Die hebben toen mijn vel gered.”
Twee jaar geleden schreven de kranten dat u ‘met een paar glazen wijn op’ vluchtmisdrijf pleegde nadat u een twaalfjarig meisje had aangereden. U heeft daar nooit in de pers op gereageerd. Wat is er die avond gebeurd?
VAN HOVE: “Ik zal daar ook nu niet over spreken.”
Klopt het verhaal in de kranten?
VAN HOVE: “Wat erover geschreven werd is onjuist, zelfs onwaar. Ik ben het slachtoffer geworden van mijn bekendheid, ze hebben een voorbeeld willen stellen. Weet je, … (twijfelt) Neen, ik ga er niet verder op ingaan.”
Je hebt in je leven veel mensen geschoffeerd. Heb je daar geen spijt van?
VAN HOVE: “Neen. Ik zou het onmiddellijk opnieuw doen. Mijn magnum opus is nog altijd 1000 Seconden, hiermee heb ik alle koks ter wereld geschoffeerd. Zwart op wit bewees ik dat je in enkele minuten tijd een culinair driegangenmenu kan serveren. Heiligschennis, die chef-koks werden razend. Ook toen ik beweerde dat sterrenrestaurants fastfoodketens zijn, was het kot te klein. Maar zeg eens eerlijk, ligt binnen het kwartier het eten er op je bord of niet?”
Wat vind je van de gezondheidskeuken van Sandra Bekkari en Pascale Naessens?
VAN HOVE: “Brave meisjes, maar helaas begeven ze zich op een voedselkundig niveau waar ze niet voor bevoegd zijn. Dan hoor je onnozelheden als ‘Je moet dit ’s morgens eten en niet ’s avonds…’ Dat ze dan een professor voedingsleer tegen zich in het harnas jagen, verwondert me niet.”
Wat bedoel je met niet bevoegd? Omdat Pascale Naessens het al eens over ‘polyfenolen’ en ‘omega-3-vetzuren’ in haar boeken heeft?
VAN HOVE: “Dat heeft ze dan netjes overgepend, want ze heeft geen flauw benul wat dit betekent. Maar ik gun haar het succes van harte. Haar man, Paul Jambers, heb ik altijd een sympathieke tiep gevonden.”
Naessens pleit voor het minder consumeren van snelle koolhydraten – zoals rijst, aardappelen, brood – en zeker niet in combinatie met eiwitten. Houdt dat dan geen steek?
VAN HOVE: “Neen. Wie in het klassieke voedingspakket begint te knippen is niet bezig met voeding, maar met religie. Er is niks mis met aardappelen en brood. Vroeger had je de katholieke kerk die eiste dat je de vrijdag geen vlees at. Maar de kardinalen – schurken als ze zijn – aten wel ‘des sarcelles’, dat zijn koudbloedige eendjes, dat telde volgens hen als vis. Religie gaat altijd gepaard met bedrog en domheid, dat mag je nooit vergeten. En al zeker als de godsdienst fanatieke vormen aanneemt, zoals het vegetarisme en veganisme.”
Je bent niet de beste vriend van de dierenrechtenbewegingen. Zeker niet nadat je toegaf de dieren van het Leuvens stadspark – waaronder een schattige Bambi – te hebben opgegeten.
VAN HOVE: “Eigenlijk was dat een communautaire provocatie. In mijn studententijd was Leuven nog tweetalig. In hun Petit Bateau-outfit kwamen de kinderen van de Franstalige bourgeoisie er de eendjes voederen. ‘Alllez, mon petit chou chou. Oú sont les kwak, kwak?’ riepen die ouders dan. ‘Als die eenden bekakt Frans horen, kan ik ze beter opeten,’ dacht ik. Dat damhert was een daad van naastenliefde. Hij bleef als laatste dier over. Om hem uit zijn eenzaamheid te verlossen, heb ik hem uiteindelijk ook maar opgegeten. Burgmeester Tobback heeft me erop aangesproken. ‘Dus dat was jij die al die dieren opat? Dat is strafbaar!’ Pech, Louis, het is verjaard, jong.”
Nu zou dit niet zomaar passeren. GAIA kreeg dierenwelzijn hoog op de politieke agenda.
VAN HOVE: “En terecht. Dieren horen niet af te zien. Ik heb ooit eens zelf een varken geslacht. Dat beest was content, hoor. Als je dat volgens de regels van de kunst doet, neemt dat dier met vreugde afscheid van het leven. Mijn principe: al wat je kan opeten, mag je slachten. Maar zo’n vadsige baron die vijftig half-tamme fazanten loslaat uit een kooi om er dan met zijn jagersvrienden op los te knallen, dàt vind ik een schande.”
Moeten we in het licht van de klimaatopwarming niet minder vlees gaan eten?
VAN HOVE: “Vind ik wel. Want als je minder vlees eet, smaakt het ook lekkerder. (lacht) Maar veganisten zijn religieuze fundamentalisten. Hun ondervoede kinderen stevenen rechtsreeks op een kanker af. Soit, dat zo’n zombie-boeddhist geen vlees eet, wil ik wel aannemen. Maar toch geen normale mens, zeker?”
Je hebt nog een paar ergernissen op je papiertje staan, zie ik.
VAN HOVE: “Het openbare vervoer. Ik rij niet meer met de wagen, dus neem ik de trein. Op het perron van Leuven begint de ellende al. Quasi elke keer is er een wijziging van spoor naar Brussel, maar dat roepen ze pas om één minuut voor vertrek. Ik geraak daar nooit op tijd, want er zijn geen roltrappen. Gevolg: elke keer mis ik mijn aansluiting. Bovendien zit in elke wagon een kleine etter met een irritant computerspelleke te spelen. Een aanslag op je trommelvliezen, maar als je de moeder daarop aanspreekt, krijg je een scheve opmerking terug. Ik vind dat ze de treinen moeten voorbehouden aan propere, beleefde mensen. En niet aan schurken die met hun zweetkousen op de zetels liggen, half copulerend met hun lief. En dan die rokers die allemaal hun teer en nicotine uitzweten. Je waant je tussen levende jambons d’ardennes, de stank is niet te harden.”
Je moet in de politiek gaan, Herwig.
VAN HOVE: “Neen, ik sta nogal op mijn vrijheid. Politici worden verplicht om zaken te doen die ze eigenlijk niet willen. Dat merk je aan hun gelaatsuitdrukking. Ze zien er allemaal lichtjes verkracht uit.”
Ik zal er op letten tijdens de Grote Verkiezingsshow.
Foto’s: Saskia Vanderstichele