Najaar 2009. Opwinding bij de zoogdierspecialisten in ons land. Ten noorden van Antwerpen zou een nieuwe hertensoort gesignaleerd zijn. Men vermoedt dat het een Chinese muntjak is, een hert dat normaal in de tropische bossen van Zuidoost-China en Taiwan voorkomt. Ze is niet groter dan een labrador en voorzien van slagtanden, waardoor het dier op een mini-hertje met everzwijnkop lijkt. Op 17 november 2010 volgt de bevestiging: iemand heeft een overreden exemplaar in Koersel gevonden. Een half jaar later wordt er een muntjak in het West-Vlaamse Damme gefotografeerd. Maar daar stopt het niet. Via waarnemingen.be leren we dat er in 2014 al vijftig muntjakken per jaar worden gesignaleerd. “We hadden al sinds 2006 vermoedens dat er muntjakken in Vlaanderen rondliepen,” zegt Tim Adriaens, van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO). “De waarnemingen situeerden zich vooral in de residentiële wijken van Brasschaat en Schoten. Dat is geen toeval, we wisten dat een paar grote landeigenaars er muntjakken hielden en de diertjes ontsnappen gemakkelijk. Met hun rododendrons, hazelaars en lijsterbesstruiken bieden de Antwerpse Noorderkempen veel voedsel voor die dieren. Het vele bos en de verspreide tuinen zorgen ook voor beschutting. Het zijn ideale omstandigheden voor de muntjak.”
Blij zijn de natuurverenigingen niet met de komst van de muntjak. Het schattig, blaffend, hertje is niet onschuldig. Daarvoor hoeven ze maar naar de overkant van het Kanaal te kijken. In 1838 bracht de plantkundige John Russel Reeves na een rondreis in Azië enkele muntjakken uit China naar Engeland mee. Hij schonk ze aan Woburn Abbey, waar ze in het parkdomein mochten rondlopen. Maar in 1930 gingen er een paar op de loop. Samen met een handvol ontsnapte exemplaren van de Whipsnade Zoo vormen ze de genenpool van de 130.000 muntjakken die vandaag in Groot-Brittannië rondhuppelen. Dat de populatie explodeerde, is volgens Adriaens geen toeval. “Muntjakken hebben geen uitgesproken voortplantingsseizoen en planten zich zeer makkelijk voort. Het wijfje kan het hele jaar door zwanger worden. Na een zwangerschap van tweehonderdtwintig dagen zijn ze na een paar dagen meestal opnieuw zwanger. En de kalfjes zijn na zeven maanden al geslachtsrijp. Ze hebben ook geen natuurlijke vijanden. In hun natuurlijke biotoop zijn ze prooien voor tijgers, krokodillen en slangen, maar in Europa moeten ze enkel de confrontatie met een grote hond vrezen. Bovendien zitten ze hier met al die tuinen en maïsvelden aan een gedekte tafel. En hoe meer eten, hoe meer beesten.”
Leeg bos.
De appetijt van de muntjak is berucht. Het zijn omnivoren met een voorkeur voor groene blaadjes. “De begrazingsdruk is enorm groot,” vertelt zoogdierspecialist Diemer Vercayie van Natuurpunt. “Ze vreten alles op: bladeren, boomschorsen, jonge twijgen, bloemen. Dat heeft vooral een nefaste invloed op de ondergroei en de voorjaarsflora in bossen. Hierdoor dreigen bepaalde plantensoorten, zoals boshyacinten en sleutelbloemen, te verdwijnen.”
Kortom, als we nog een tijdje de blauwe kousjes in het Hallerbos willen fotograferen, kunnen we maar best de muntjak buitenhouden. In Groot-Brittannië heeft één van de zeldzaamste orchideeënsoorten de Dactylorhiza ochroleuca of ‘lis-orchis’ door de begrazing van de muntjak al het loodje gelegd. Maar er zijn ook gevolgen voor andere schakels in het ecosysteem. “Doordat ze graag plantenknoppen opeten staan ze de regeneratie van hakhoutbestanden in de weg,” vertelt Adriaens. “Je krijg een leeg bos met enkel kruinen en geen struiklaag. Hierdoor trek je minder zangvogels aan en blijven de dagvlinders ook weg. Dat is een verarming van de biodiversiteit.”
Volgens Vercayie zouden ook reeën onder hun aanwezigheid kunnen lijden. “Voor hun voortplanting zijn die afhankelijk van proteïnerijk voedsel die ze vinden in de voorjaarsflora. Uit een Franse studie blijkt dat door de klimaatopwarming die voorjaarsflora steeds vroeger in het jaar opschuift. Maar de voortplantingscyclus van de ree doet dit niet, die loopt gelijk met het lengen van de dagen. Ze lopen dus achterop om voldoende eiwitrijk voedsel te vinden, waardoor er minder zwangerschappen zijn. De muntjak die aan de dis verschijnt, zal dit nog erger maken. In Engeland zien we dat de muntjak de ree aan het verdrijven is. Bij invasieve exoten geldt ook een voorzichtigheidsprincipe. Vaak ben je niet meteen op de hoogte van de nefaste effecten die een exoot op een ecosysteem kan hebben. Een mooi voorbeeld is de grijze eekhoorn in Groot-Brittannië. Die heeft ervoor gezorgd dat de inheemse rode eekhoorn quasi volledig is verdwenen. De grijze eekhoorn droeg immers een virus waar de rode eekhoorn niet tegen bestand was. Dergelijke effecten zijn nog niet bij de muntjak bekend, maar je kan ze niet uitsluiten.”
“Muntjakken vormen een reservoir voor de bacterie Mycobacterium bovis die rundertuberculose veroorzaakt,” zegt Adriaens. “De schrik van de veeboeren, want het doet koeien vermageren en verlaagt de melkproductie. In een poging om rundertuberculose terug te dringen worden er momenteel tienduizenden dassen over de kling gejaagd in Groot-Brittannië.”
De bestrijding van de muntjak is de bevoegdheid van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB). Ze houden er het Aziatisch hertje nauwlettend in het oog. “Hoeveel er rondlopen weet niemand, maar ik denk dat het er zeker niet meer dan honderd zijn,” zegt Bram D’hondt. “Gelukkig zijn ze niet over gans Vlaanderen verspreid en situeren ze zich vooral in de Antwerpse Noorderkempen. Dat maakt het probleem beheersbaarder. Maar daarmee is het gevaar voor een expansie niet geweken. Dit is nog steeds een hachelijke situatie. Muntjakken zijn schuchtere dieren die vooral in de schemering actief zijn. Ze zijn ook klein en snel, dat maakt hen moeilijk uit te roeien.”
The war on deer
Laat er geen misverstand over bestaan: de muntjak is officieel vogelvrij verklaard. Hij staat immers op de lijst van de voor de Europese Unie zorgwekkende, invasieve, uitheemse soorten. Net als bij de wasbeer of beverrat, is het sinds 3 augustus 2016 wettelijk verboden om een muntjak te importeren, te houden of te kweken. Wie al eerder muntjakken hield, moet deze laten steriliseren. En degene die in de natuur rondlopen worden best geëlimineerd. “We verwachten inderdaad van elke jager die de muntjak aantreft, dat hij hem afschiet of vangt,” zegt Bram D’hondt. “Want je mag er niet aan denken dat ze voet krijgen in de bossen van het vasteland. Dan riskeren we dezelfde dichtheden als in Engeland, maar dan wel verspreid over gans gematigd Europa.”
Wat zo’n invasieve hertenplaag teweeg kan brengen, moet je eens aan de Nieuw-Zeelanders vragen. Daar voltrok zich in de vorige eeuw een ecologische ramp. Het begon toen de Britse kolonisten waren uitgevochten met de Maori. Ze hadden niks meer om op te schieten, dus importeerden ze op het einde van de 19e eeuw enkele edelherten uit Groot-Brittannië. Ze lieten ze los in de natuur en gingen er op jagen. De altijd groene Nieuw-Zeelandse wouden waren een onuitputtelijke bron van voedsel en de herten gingen sneller paren dan gewoonlijk. Rond 1910 liepen er al meer dan 300.000 edelherten op het Zuidereiland rond. ‘Geen probleem, er is ruimte genoeg,’ dachten de kiwi’s, maar ze hadden iets over het hoofd gezien: de Nieuw-Zeelandse wouden hadden zich miljoenen jaren kunnen ontwikkelen zonder de aanwezigheid van zoogdieren. Hierdoor lagen de boomwortels veel dichter tegen het aardoppervlak dan in Europese bossen. Doordat de herten de dunne bovenlaag – humus en mos – verstoorden werden de wortels kwetsbaar. De bomen werden ziek en vielen om. Bovendien graasden de herten ook de nieuwe boomscheuten af. De kale bodem viel ten prooi aan erosie: regen spoelde de grond van de hellingen weg. De herten lieten een spoor van vernieling achter, overal in het landschap doken kale maanvlaktes op. ‘Erger dan bosbranden,’ kopten de kranten. Begin de jaren ’20 ging het van kwaad naar erger. Eens de bossen kaalgevreten, stortten ze zich op de natuurlijke graslanden. Van honger stervende herten doken in de buurt van boerderijen op en gingen in concurrentie met het vee. En ondertussen bleef hun aantal maar stijgen. De situatie was out of control: begin de jaren ’30 hadden de edelherten 50% van de inheemse flora uitgeroeid. De staat greep in: op elk hoofd van een edelhert werd een prijs gezet. Het werd het begin van een “Deer-war” die vijftig jaar zou duren. Historisch is de laatste fase, wat de Nieuw-Zeelanders ‘The Last Great Adventure’ noemen. Toen er in de jaren ’70 maar een paar honderdduizenden herten meer overbleven, ging men over op het vangen van de beesten. De kiwi’s hadden ondertussen de smaak van hertenvlees weten appreciëren en wilden de dieren voor consumptie kweken. Voor elk levend exemplaar werd 2000 dollar betaald, een fortuin. Een groot probleem was echter de ontoegankelijkheid van het Nieuw-Zeelandse landschap. Dat is bezaaid met bergen en fjorden, dus ging men massaal helikopters kopen om de beesten te lokaliseren. Toen is het uit de hand gelopen. Een opleidingscursus nam te veel tijd in beslag, dus probeerden sommigen op eigen houtje te vliegen. Er zijn verhalen bekend van Nieuw-Zeelanders die hun benen verloren toen ze met een heli in hun tuin oefenden. Maar de meeste slachtoffers vielen tijdens de jacht: terwijl ze de dieren met netten probeerden te vangen, vlogen ze tegen rotswanden en bomen aan. Tijdens The Last Great Adventure verloren 82 mensen het leven. Ze worden nog steeds als helden herdacht. ‘Want dankzij hen werd het Nieuw-Zeelandse landschap gered,’ aldus de geschiedenisboeken.
Cynisch heldenverhaal
Het verhaal heeft iets cynisch: de jager laat een exoot in het wild los om op te jagen en is achteraf de held omdat hij de natuur van de exoot heeft gered. Een scenario dat zich ook met de muntjak dreigt af te spelen. “Ook in Vlaanderen worden soorten bewust voor de jacht uitgezet,” zegt Adriaens. “Rode patrijzen, Aziatische steenpatrijzen, fazanten, everzwijnen en wellicht ook de muntjak. Het vlees is een ware delicatesse en de jagers zien er een sportieve uitdaging in: omdat het zo’n schuw, snel diertje is, dat enkel in de schemering actief is, is de muntjak niet makkelijk te schieten.”
Adriaensen weet waarover hij praat. Hij bezocht ooit Forest in Norfolk, het grootste laagland dennenwoud in de UK. De dode muntjakken langs de autowegen waren er niet te tellen. “In Engeland heeft men het opgegeven, uitroeien lukt niet meer. Men zorgt nu gewoon dat er niet teveel meer bijkomen. Per jaar schieten de rangers er tot 1300 muntjakken af om de situatie onder controle te houden. Maar in Vlaanderen is het zeker nog niet te laat. In Engeland heeft het twintig jaar geduurd voor die populatie explodeerde. Onze landschapssituatie is anders, we hebben veel meer tuinen, maïs en oude bossen met klimop – dat is een snoepwinkel voor de muntjak. We schreven een handleiding voor muntjak-beheer en volgend jaar gaan we hun aantallen proberen te monitoren. We zullen in de Noorderkempen een batterij wildcamera’s zetten en met statistische methodes trachten te berekenen hoeveel er exact zitten. En laat ons dan hopen dat we voor geen verrassingen te komen staan en de situatie beheersbaar is.”