Foto’s: Saskia Vanderstichele
Vijftien jaar is het geleden dat ik Robbe De Hert interviewde. Van het gesprek herinner ik me bitter weinig, maar wel hoe hij op die bewuste 11 oktober 2001 zijn intrede in Café Cartoons maakte. Met zijn onafscheidelijke handdoek in de nek en aan de arm een bloedmooie jongedame, wandelde hij als een rockster op leeftijd het Antwerps café binnen. Dat hij op krukken liep na een recente operatie, tastte z’n coolness geen greintje aan. Vandaag is zijn entree in Brasserie Gustav identiek. De krukken en het handdoekje zijn er nog steeds en hij is opnieuw vergezeld van een knappe vrouw die zijn kleindochter kan zijn. Enkel z’n ingevallen gelaat verraadt dat de tand des tijds zijn werk heeft gedaan. “Dat is Anouk, mijn petekind,” zegt hij. “Ze is de dochter van Rik Stallaerts, producer van De Kampioenen.” De aanwezigheid van Anouk zal nuttig blijken, al is het maar om een Google-handje toe te steken als De Hert aan het name droppen gaat. Robbe is nog steeds een wandelende bibliotheek, maar veel vaker dan vroeger hoor je ‘Allee, schat, hoe heet de regisseur van die film nu weer?’ Van bepaalde mensen vergeet hij de namen echter nooit: degenen die hem stokken in de wielen staken.
“Een interview? Da’s goed, maar ik moet wel over het VAF kunnen zagen,” vertelde Robbe me twee dagen eerder aan de telefoon. Het VAF, dat is het Vlaams Audiovisueel Filmfonds, het orgaan dat filmsubsidies toekent. Robbe wil nog altijd films maken, hengelt tevergeefs naar centen en is daar chronisch kwaad over. Hij zit amper neer op zijn stoel of hij begint te fulmineren.
Robbe De Hert: ”Moet je nu eens wat weten? Mijn collega Luc Pien heeft een documentaire gemaakt over de Amerikaanse inval in Irak. Dat heeft hem 50.000 euro uit zijn eigen zak gekost en hij vraagt nu subsidies aan. Het VAF, bij monde van Paul Pauwels, weigert die echter uit te keren omdat ‘Luc Pien een communist is’. Dat klopt niet. Pien heeft gezegd dat hij eventueel een anarchist is. Da’s iets anders. De communist, dat ben ik.”
Tijdens het eerste uur van ons gesprek zal De Hert zowat iedere ambtenaar die de voorbije 50 jaar met film bezig was de mantel uitvegen. BRT-personeel, leden van de Filmcommissie, een minister (“Die arrogante klootzak van een Eric Van Rompuy heeft in de mediacommissie verteld dat het een schande was dat ik voor Holllywood aan de Schelde subsidies kreeg”) – Robbe spaart niemand. De meest geciteerde kop van Jut is echter Pierre Druot, al jaren de hoofdkaas van het VAF.
De Hert: “Ik kan bewijzen dat die man met twee maten en gewichten werkt. Stany Crets maakte drie jaar geleden de film Lee en Cindy C. Geen kat vond dat goed. Een journalist vroeg aan Drouot, waarom Crets voor die film subsidies had gekregen. ‘Zijn reputatie,’ zei Drouot. Hé? En mijn reputatie dan!? Tot twee keer toe werd m’n dossier om De piano van Ida De Ridder te verfilmen geweigerd. Kijk, ge kunt niet blijven bedelen, hé? Mijn creativiteit is op dat vlak uitgeput. In mijn hele carrière heb ik al de eindjes aan elkaar moeten knopen. Bij Gastons War ben ik zelfs figuranten gaan ronselen in bedrijven als Dauwe Egberts en Solo. Die mensen stonden dagen op de filmset voor een fleske champagne.”
Jan Verheyen sprak onlangs z’n bewondering voor je uit. “De budgetten waarmee Robbe films als De Witte Van Sichem en Brylcream Boulevard maakte, waren belachelijk. Daar zou geen enkele filmmaker zich nu nog aan wagen,” zei hij.
De Hert: “De Witte hebben we met dertig miljoen Belgische frank gedraaid. Dat was toen exact één miljoen dollar. De Amerikanen konden dat niet geloven, ze dachten dat hij minstens twaalf miljoen had gekost. De Witte was crazy, daar zou ik nu niet meer aan beginnen. Filmen is zoals de 400 meter lopen. Eén langgerekte sprint van ’s morgens tot ’s avonds. Na acht uur werken kunnen ze je uitwringen. Maar bij De Witte hadden we soms draaidagen van twaalf uur. Constant moest ik improviseren om binnen het budget te blijven. Zo heb ik een kermisscène met een vuurspuwer bewust ’s nachts gedraaid omdat ik wist dat die zelf zijn licht maakte. Zo spaarde ik een lichtman uit.”
“Ik heb werk tot 2030. Ik wil nog elke dag nog een film maken,” vertelde je me 15 jaar geleden. Is dat heilig vuur er nog steeds?
De Hert: “Absoluut, gisteren heb ik weer tot een gat in de nacht aan een scenario geschreven. Ik ben nog met tal van projecten bezig: zoals een remake van ‘Het Afscheid’ van Ivo Michiels en natuurlijk mijn Hollywood aan de Schelde – een documentaire over het leven achter de schermen in de filmwereld. Ik heb nog 100.000 euro nodig om het af te werken. (zucht) Dat gebedel om centen begint een marteling te worden. En dan moet je weten dat ik het VAF zelf heb meehelpen oprichten. Ach, het was met de Filmcommissie (red; voorloper VAF) net hetzelfde. In hun veertigjarig bestaan waren ze maar enthousiast over twee films: De man die zijn haar liet knippen en Monsieur Hawarden. En weet je waarom? Omdat er Algemeen Beschaafd Nederlands werd in gesproken. Terwijl ik al in de jaren ’60 wist dat mensen dat gewoon niet graag horen. Allee, als je Wilfried Martens bezig hoorde, ging je toch lopen?”
Meer dialect in de Vlaamse film, was dat je stokpaardje?
De Hert: ”Maar neen, schat. Ik deed gewoon mijn goesting. Ik zou desnoods in het Chinees gedraaid hebben als ik wist dat de mensen dat liever hoorden dan Antwaarps. Zolang mijn acteurs maar geen AN moesten spreken.”
Je hebt je slag thuisgehaald. Rundskop, Belgica, De helaasheid der dingen – elke regio in Vlaanderen heeft ondertussen een filmklassieker in zijn dialect.
De Hert: “De huidige filmregisseurs beseffen niet welke strijd mijn generatie daarvoor heeft gevoerd. Jos van Lint, hoofd van de Filmcommissie, ging door het lint toen hij ontdekte dat er in De Witte Van Sichem dialect werd gesproken. Ook met de BRT was het altijd miserie. Na de release van m’n tv-film Maria Daneels in ’82 wou Van Dessel, de toenmalige baas van de dienst Drama, m’n kop niet meer zien omdat ik de Rijkswacht in de film had beledigd. ‘Zolang ik hier zit, komt De Hert hier niet meer binnen,’ zei hij. En die rotzak heeft dat nog volgehouden ook.”
Nu krijg je wel erkenning van de culturele elite. In 2012 schonk SABAM je een Lifetime Achievement Award voor je hele carrière. Heel dankbaar was je niet. ‘Stofnesten,’ noemde je de prijs. ‘Het enige wat me interesseert is geld.’
De Hert: “Da’s toch waar? Anders kan je als filmregisseur niet werken. Aan erkenning heb ik nooit gebrek had, ik moest maar op straat lopen en de mensen gaven me complimenten. Wat me wel stoort is dat de jongere regisseurs hun pappenheimers niet meer kennen. Ze weten niet eens welke films mijn generatie gemaakt heeft. Dat die nooit eens contact met me zoeken, vind ik eigenlijk een schande. Ik keek op naar mij voorgangers, zoals een Roland Verhavert.”
Maar de nieuwe lichting breekt ondertussen wel potten met hun films. Hoe beoordeel jij deze hoogconjunctuur?
De Hert: “In de begindagen van het VAF heb ik een paar verrassende films gezien, zoals Aanrijding in Moskou en De Hel van Tanger. Rundskop vond ik qua beeldvoering goed, maar het scenario rammelde. Allee chou, dat gedoe met die vier wielen, niemand verstaat dat! De gebroeders Dardenne moet ik niet hebben. Constant beweegt die camera; als ik een film van hen zie, word ik zeeziek. En hun scenario’s zijn ook niet veel soeps. In Rosetta gaat dat meisje vier keer haar botten halen in het bos. Waarom? Heb je maar dàt van fantasie? Ook D’Ardennen van Robin Pront vind ik niet goed. Het eerste half uur is oké, maar in het tweede deel van de film verliest hij zich in moord en doodslag. Mijn grootste kritiek aan het adres van jonge regisseurs is dat ze wel film maar geen cinema maken.”
Dat moet je me eens uitleggen.
De Hert: “Ze plooien zich te veel naar dat Sint Lucas-gezeik: er is te veel aandacht voor de theorie, te weinig voor het gevoel. Ons generatie ging meer de toer van de Franse cinema op. Er zat meer maatschappelijke diepgang in. In de Witte Van Sichem en Dood van een Sandwichman zit een grote dosis sociaal engagement. Jan Verheyen heeft nooit begrepen waarom ik per se die politieke insteek in mijn films wil. Maar de boodschap van een film is voor mij belangrijk. Dat is de reden waarom ik Loft niet goed vind. Loft is me te scoutsachtig. En door de film gaan mensen twee keer nadenken vooraleer ze naast de pot pissen. Dat staat me ook niet aan. Heel veel mensen worstelen met vreemdgaan. In plaats van de mensen schrik aan te jagen, moet je dat net bespreekbaar maken. Ik vond De Zaak Alzheimer van Erik (red; Van Looy) veel beter.”
Ik heb de indruk dat er meer films dan vroeger gemaakt worden. Krijgen jonge regisseurs nu meer kansen?
De Hert: “Blijkbaar is er nu meer geld. ’t Is te zeggen, voor sommigen. Stany Crets krijgt geld, Robbe niet. Onlangs ben ik tijdens een hearing een dossier bij het VAF gaan verdedigen. Vernederend hoor, als je door zo’n commissie, waar zelfs een paar vrienden in zetelen, gewoon wandelen wordt gestuurd. Allee, serieus, waarom moet ik mezelf nog bewijzen? Lijmen/het been haalde meer dan honderdduizend bezoekers. We hebben elf weken in de UGC gelopen en dertig in de Sfynx! Dat zijn schitterende cijfers.”
Word je dat vechten tegen de bierkaai niet moe? Je bent 73, de leeftijd waar mensen op hun lauweren rusten en van hun pensioen genieten.
De Hert: (geïrriteerd) “Schat, ik wil films maken, snap je dat niet? Ik voel me als een oversekste gast die naar een vrouw verlangt. Logica helpt in zo’n geval niet. De goesting om cinema te maken, dat is bij mij niet te schatten. Maar nog eens: daar zijn centen voor nodig.”
Misschien helpt het om de mensen die over de subsidies gaan niet publiekelijk aan te vallen.
De Hert: (kwaad) “Maar incompetentie moet je toch aanklagen?! En als ik niet van mijn oren maak, doet niemand het. Vroeger hadden alle regisseurs met de Filmcommissie ambras. We verspreidden zelfs spotprenten over de bazen. Ach, het zijn allemaal watjes, nu.”
Maar smeet jouw generatie niet zijn eigen ruiten in? Ik herinner me een uitspraak van Jan Verheyen over zijn tijd als filmdistribiteur bij Independent Films. “Op een bepaald moment verbood ik bepaalde regisseurs naar De Laatste Show te gaan. Omdat ik wist ik dat per minuut ze in beeld kwamen, er duizend man minder naar hun film zou gaan kijken.”
De Hert: “Dat heeft hij nooit tegen mij gezegd en ik denk ook niet dat hij mij bedoelt. Maar ik begrijp hem. Ik was ooit ook distributeur en dan sta je aan de andere kant. Uiteindelijk is het wel de bedoeling dat er mensen naar je film komen kijken. De economische realiteit – ik vind dat daar in filmscholen te weinig aandacht wordt aan besteedt. En al zeker in Sint-Lucas. Er geeft daar nu een pummel les…. Een zekere Gust Van den Bergh. Die heeft een film gemaakt, Blue Bird. In blauwe kleuren en met een extreem breed cinescoop-formaat. Af-grijs-e-lijk! Waar halen ze het om zo iemand te laten lesgeven? En het schijnt dat het nog een lawaaimaker is die veel van zijn kloten maakt. Dat hij eerst eens een deftige eindgeneriek leert ineensteken. Zijn letters zijn al te klein voor in de cinema, wat moet dat dan op tv niet geven?”
Robbe gaat plots rechtstaan. “Ik heb pijn aan m’n knieën, ik ga wat rondlopen.” Wanneer hij wat verder in z’n grote trolleytas snuistert, buigt Anouk zich over de tafel. “Het is een moeilijke, maar mooie mens,” fluistert ze. “Hij heeft het de laatste tijd niet onder de markt. Z’n financiële besognes heb je al gehoord, maar er is ook nog die suikerziekte en zijn kniepijn.”
De Hert: “Vijftig jaar geleden ben ik op een schip gevallen. Ik heb toen mijn voet gebroken. Onder matrozen werd daar weinig over gezeverd: een spuitje en hup verder. Ondanks de pijn, die eigenlijk nooit is weggegaan, heb ik dat nooit goed laten behandelen. In plaats van medicamenten nam ik jaren pijnstillers. En door te compenseren zijn nu ook mijn beide knieën om zeep. Ik heb permanent pijn en gebruik daardoor al vijftien jaar morfinestickers. Een drama, want hierdoor kan ik geen alcohol meer drinken. Als ik één slok champagne drink, kronkel ik zestig uur over de grond van de pijn. Jammer, want ik zuip heel graag. Dat weg zijn van de planeet is een heerlijk gevoel en dat lukt enkel met alcohol. Ja, met drugs ook, maar daar heb ik schrik van. Marihuana heb ik eens geprobeerd, ik vond het maar niks. Dat je er rustig van wordt? Wat ben je daarmee? Neen, doe mij maar alcohol. Zat zijn is fantastisch. Misselijk was ik nooit, ook al dronk ik het strafste spul: chartreuse, bijvoorbeeld, een kruidenlikeur van 55 graden. Als je dan een boer in iemands gezicht liet, was hij drie dagen later nog zat. Maar het zware leven heeft wel zijn tol geëist. Mijn wankele gezondheid, dat heb ik aan mezelf te danken. “
Waren de excessen dan zo groot?
De Hert: “Man, ik dank dat ik het wereldrecord ‘rechtstaan aan de toog’ bezit. Vijf dagen aan een stuk! Als mijn knieën nu pijn doen, weet ik de oorzaak. Café De Duifkens op de Graanmarkt was mijn tweede thuis. Enkel de buurvrouw Nicole, de echtgenote van Frank de Police, wist hoe ze me naar huis kon krijgen. Je moet op mijn kinderen passen, zei ze. Ik ging in de zetel bij die klein mannen zitten en vijf minuten later pasten de kinderen op mij. “
Heb je nu spijt dat je het niet wat kalmer aan hebt gedaan?
De Hert: “Neen, ik heb vooral spijt dat ik met mijn zatte kop een aantal zaken gemist heb.”
Je bedoelt dat je een paar belangrijke filmcontracten hebt laten schieten?
De Hert: “Onnuuzeleir! Heb jij nooit naast een lekker wijf gelegen terwijl je te zat was om te presteren? Ik heb dat vaak meegemaakt hoor. Al trokken sommige vrouwen zich dat ook niet te hard aan. Ik herinner me nog een paar nachtwandelingen langs de kaaien. Aan de Schelderand ben ik door en aantal vrouwen goed gesoigneerd geweest…”
Heb je een vriendin momenteel?
De Hert: “Ik ga mijn joker inzetten… (zwijgt een aantal seconden) Als ik ooit mijn memoires schrijft, wordt dat het grootste probleem. Praten over relaties vind ik heel moeilijk. Vergeet niet, ik kom uit de mei ‘68 generatie, de periode van de vrije liefde. “
Heb je toen volgens dat principe geleefd?
De Hert: “Ja. En ik zou het opnieuw doen, ik vond het fantastisch. Alleen is het niet voor iedereen weggelegd. Er zijn codes die je moet respecteren. Wanneer er derden in het spel zijn, vertel je dat best niet aan je partner. ‘Hey schat, weet je wie ik vannacht gepakt heb?’ Niet doen! Tenzij ze erachter komt en het je op de man af vraagt. Als je dan liegt, is dat dodelijk voor je relatie. Pas op, zoiets kan confronterend zijn. Ik herinner me hoe open mijn vrouw – Ida Dequeecker – daarover was toen dat in onze relatie gebeurde. Dan ben ik mezelf tegengekomen. Ida was een fantastisch wijf, ze was een van de stichters van de Dolle Mina’s in Vlaanderen. Een heel politiek geïnspireerde dame. Voor haar ben ik bij de trotskisten gegaan.”
Jij onder één dak met een Dolle Mina. Dat moet nogal vonken gegeven hebben.
De Hert: “Tegenpolen trekken aan, hé? En zo hoort het ook. Een vent die zich als een feministe gedraagt, is een mossel. Pas op, die Vlaamse vrouwenbeweging was niet te vergelijken met die Dolle Mina’s uit Holland. Wij noemden die dijken – een scheldwoord voor lesbiennes. Ze namen zichzelf veel te serieus. Ik herinner me een fuif in Rotterdam waar Ida een pakje sigaretten voor me ging halen. Een paar van die grieten gingen toen volledig over de rooie: ‘Wáát? Doe jij dat voor een man?’ Ida was niet onder de indruk. ‘Da’s wel mijnen vrijer hé, mannekens’ zei ze.”
Hoe lang was je met haar samen?
De Hert: “Drieëntwintig jaar. Tot ik per se de straffe moest uithangen en een kleine bij een ander maakte. Dat was natuurlijk een brug te ver. Nochtans…, een vrouw die je vraagt om een kind met haar te maken, ik vind dat ongelofelijk flatterend. Alleen krijg je dat thuis moeilijk verkocht. (lacht)”
Was je een vrouwenversierder?
De Hert: “Totaal niet. Maar toch slaagde ik erin om knappe vrouwen in m’n bed te krijgen. Zoals die vamp uit de vismijn… Denise Jacobs heette ze. Ze droeg een tijgerrok en had zwarte handschoenen tot aan haar ellebogen. Ik zie haar nog altijd binnen komen in de Gard Civic (red; voormalig Antwerps jazzcafé). Ze had een geparfumeerde tiep aan haar zijde en ik dacht: ‘Vergeet het, De Hert’. Maar een paar uur later lag ik boven het café met haar te vrijen. Dat was typisch voor mij: telkens ik dacht geen kans te maken, was het prijs. Ik ben nochtans doodverlegen. En voor mijn uiterlijk zullen ze me ook niet gekozen hebben.”
Je was toch een knappe kerel?
De Hert: “Alle schat, dat zeggen ze nu allemaal. Ik word er mottig van.”
Anouk komt er even tussen. “Ik heb foto’s van je jonge jaren gezien. Ik vond je toen ook een mooie man. Komaan, Robbe, die ogen. Je hebt ze nog.”
De Hert: “Het is niet waar! (klopt op tafel) Ik. Vind. Dat. Niet.”
Heb jij schrik om alleen te sterven?
De Hert: “Ge moogt gerust zijn. Dat zou ik heel erg vinden. Gelukkig heb ik nog een zoon van 21 rondlopen. Lou zijn moeder trouwt volgend weekend in Tenerife en iedereen is uitgenodigd. Ik ga ook.”
Heb je een goede band met je zoon?
De Hert: “Ik weet dat eigenlijk niet. De laatste tijd wel, heb ik de indruk. (lange stilte)”
Je vertelde ooit dat hij te goeie punten haalde voor godsdienst. Is het goed gekomen met hem?
De Hert: “Ja, hij was deugniet genoeg op school. Vandaag is hij met experimentele muziek bezig. Een mix van hiphop en house met Afro-Amerikaanse invloeden. Titanz, heet z’n groepje. Hij is wel wat nonchalant, maar dat was ik in het begin van mijn carrière ook. (Is plots afgeleid door de jazzmuziek die door de luisprekers galmt) Luister eens, Miles Davis is bezig op zijn trompet.“ (zucht diep) “Man, gisteren hoorde ik die presentatrice van Culture Club’ vertellen dat Miles Davis de grootste jazzmuzikant allertijden is. Dat is dus niet waar, hé? Er zijn er honderden beter. Duke Ellington, Louis Armstrong… Er is er eigenlijk maar één slechter, die met die gespleten lippen: Chet Baker. Ik krijg het schurft als ik die hoor zingen.”
Ach, les gouts et les couleurs … Elk zijn mening, niet?
De Hert: (slaat op tafel) “Neen! Die griet (red; Sofie Lemaire) komt pas uit de kolen en heeft nog geen mening, laat staan dat ze iets zinnigs over jazzmuzikanten kan vertellen. Miles Davis de allergrootste, allee chou…”
Ik stel vast dat je opnieuw naar televisie kijkt. Ik dacht dat je dat had afgezworen.
De Hert: “Dat was ook zo. Jaren had ik een televisie op mijn kantoor. Ik zat er met mijn rug naartoe. Ik keek er nooit naar, maar hield van het achtergrondgeluid. Zonder dat geluid kon ik niet werken. Tot ik ziek werd en er toch uit verveling naar ging kijken. Na drie dagen heb ik mijn abonnement opgezegd. Soit, nu pik ik al eens een programma mee. Al blijf ik films nog steeds de beste televisie vinden.”
De laatste keer dat ik je op televisie zag, was je uitgenodigd in Reyers Laat om …
De Hert: “Ja, bij die platten… Zwijg me daarvan, zo ne reactionaire mens.”
Wie, Lieven Van Gils?
De Hert: “Ja. Van Gils. De rechtse klootzak.”
Komaan, Robbe. Da’s de liefste mens ter wereld.
De Hert: “Zwaans nie, hé. Die Indiër uit Holland (red; Prem Radhakisun) mocht elke week in zijn programma rechtse klap verkopen. Van Gils liet hem eens 15 minuten de arbeiders vernederen. Dat je dat als presentator toelaat? Een pure schande! Hij heeft ook geen tact. Zo wou hij me per se doen zeggen dat Sylvia Kristel – die net was overleden – geen goede actrice was. Ik snap niet waarom hij tot vijf keer toe daarop aandrong. Ik had nochtans een scoop voor hem. Ik weet hoe Hugo Claus met Sylvia Kristel aan de rol geraakt is.”
Ach zo, shoot.
De Hert: “Het was een cadeautje van Elly Overzier, Hugo’s eerste vrouw. Elly was een fantastisch wijf. Voor Claus zijn verjaardag had ze Sylvia Kristel in zijn bed gestoken. Typisch Elly om zoiets uit te steken. En er dan achteraf keihard van afzien…”
Lag dat dan aan de basis van hun breuk?
De Hert: “Neen, dat is nog een ander affaire… Maar dat hoef jij niet te weten. Da’s kinderen niet toegelaten.”
Sylvia Kristel acteerde in twee van jouw films: Gastons War en Lijmen/Het Been. Had je een goede band met haar?
De Hert: “Neen, want ze reclameerde altijd dat ik een vervelende manier had van regisseren. Dat ik achter mijn monitor zat en alles door een assistent liet doen. Dat klopt. Maar dat deed ik met iedereen. Toch wou ze nog een film met me maken. Ik vond het een goede actrice. Toen ze bij mij acteerde was ze wereldberoemd, numero uno in Japan en Brazilië. Als die dan voor mij, een klein Belgske, wil acteren, ga ik die toch een paar dagen na haar dood niet zwart maken, zeker? Soit, mij zien ze niet meer terug bij Van Gils. Bovendien krijg je ook geen geld meer om daar te zitten. Ze geven je nu een fles wijn mee naar huis. Daar ben ik dus niks mee.”
Je liet al een paar keer duidelijk je politieke overtuiging in dit interview blijken. In 2012 ben je bij Rood! op de lijst gaan staan. Hoe komt het dat je de voorbije verkiezingen niet voor de SP.A opkwam?
De Hert: “Omdat Patrick Janssen en Katleen Van Brempt me niet wilden. Blijkbaar ben ik té socialistisch voor de socialisten. Ik ben toen maar bij Eric De Bruyne op de lijst gaan staan.”
Is er veel veranderd onder De Wever in Antwerpen?
De Hert: (kijkt me aan alsof ik de idiootste vraag ter wereld stel) “Wil jij ook graag gewapend over ’t straat lopen? Heb je hem zien bleiten bij Friedl’ Lesage? Een schande, dat theater! Zo je emoties te grabbel gooien, dat doe je niet. Ik vind dat hoererij.”
Ben je niet te voortvarend, nu? Op de radio was er niks van z’n emoties te merken. Ik vraag me af of hij zelfs wist dat hij gefilmd werd.
De Hert: “Komaan, man! Zwaans niet. Eén en al opgezet spel. Soit, ik moet die mens niet. Ik heb schrik van hem en bij uitbreiding van z’n hele partij. Ik zal je eens iets vertellen… Op een dag zat ik op mijn Facebookprofiel bijna aan 5000 leden, het maximum. Ik kon geen vrienden meer toevoegen en zat dus met een probleem. Toen ik een paar vlaggenzwaaiers met Vlaamse leeuwen op m’n wall zag passeren, kreeg ik een idee. Ik postte een bericht op mijn profiel: “Willen alle N-VA-sympathisanten zich defrienden alsjeblieft? Ik zou graag plaats maken voor aangename en intelligente mensen.” Driehonderd man is er toen vertrokken, maar ik kreeg in één klap wel 600 nieuwe vriendschapsverzoeken bij.”
De haat tegen de N-VA moet diep zitten.
De Hert: “Allee schat. Zie eens hoe die partij Di Rupo en de PS aanvalt. Dat antisocialisme, dat vernederen van de arbeidsklasse: ik vind dat beneden alles. Het ergste is dat mensen erin lopen. De Wever doet me aan Ronald Reagan denken. Als je maar lang genoeg liegt gaan ze je leugens geloven. En dan dat opvrijen van de rijke mensen. Serieus, wat heeft dienen mens aan de hand? Veel mensen in mijn omgeving hebben het steeds moeilijker om rond te komen. Elke keer ik naar de winkel stap is alles opgeslagen. Ze zouden politici moeten verplichten om zelf hun commissies te doen.”
In Het Laatste Nieuws las ik dat je financieel aan de grond zit en de muizen in je huis rondlopen. Is het zo erg?
De Hert: “Die muizen lopen in het hele appartementsblok rond. In mijn living heb ik ze nog niet gezien, maar wel ik mijn slaapkamer. Ze gaan nu overal vallen zetten. Financieel sta ik er heel slecht voor. Ik krijg mijn loon via schuldbemiddeling. Voor een deel is dat ook mijn eigen fout. Te nonchalant met BTW-aangiftes geweest en teveel privé-geld in mijn films gestoken. Zo’n 100.000 euro heb ik in Hollywood aan de Schelde gepompt. Pas op, ik geef niet op: hij moet en zal er komen!”
“Een western over de laatste tien dagen van Jezus Christus. Het liefst met Paola in de rol van Maria Magdalena.” Dat was jouw ander droomproject. Is dat nog steeds zo?
De Hert: “Neen, omdat ik nu weet dat een gewijde western – zo noemen ze dat – draaien, onmogelijk is. Zelfs Paul Verhoeven kreeg het niet verkocht in Hollywood en die heeft een pak meer relaties dan ik. Aan Jezus mag je niet raken. In Ben Hur zie je nooit Christus z’n gezicht. Hij werd telkens op z’n rug gefilmd. Men vond het in katholieke kringen ongeoorloofd om hem af te beelden. De mens die ze voor Jezus’ rol gebruikt hebben – de operazanger Claude Heater – staat niet eens in de aftiteling. Een schande. Als ik één ding niet kan verdragen is het wel de onzin uit die onnozele Bijbel. Maar ja, als Chet Baker mag zingen, kan dit er ook nog wel bij. (lacht) Neen, mijn scenario lag klaar. “The persecution of the J.C. Gang” was de werktitel. Hugo Claus wou zelfs op de kar springen. Die was daarvoor antiklerikaal genoeg. Alleen, en ik zal niet de enige zijn die dat vind, was Hugo niet de hardste werker. Hij ging te graag eten.”
Was Claus een vriend van je?
De Hert: “Ik had hem doodgraag, maar je kon hem moeilijk doorgronden. Zijn zoon Arthur zei ooit: ‘Het enige moment wanneer je weet wat Hugo denkt is als hij met een hamer op zijn duim klopt.’ Hij hield ervan je te verrassen. Tijdens de opnames van De Vijanden vroeg hij me ineens op de set of ik een jeanet was. Ik zei: ‘Luister, Hugo. Als iedere vent voor 9% homo is, dan ben ik er dertien, met pieken van zesentwintig. ‘Ah? Ik ook,’ antwoordde hij. Hugo Camps heeft onlangs iets moois over Claus verteld. “Zelfs als hij met je vrouw zou slapen, dan nog vergaf je dat hem.” Dat klopt als een bus. Door zijn charisma kwam hij met alles weg.”
Ik zou nog een paar mythes die over jou de ronde doen willen verifiëren. Klopt het dat je bevriend bent met Prins Laurent?
De Hert: “Min of meer. In 1996 heeft hij me eens op de set van Gastons War opgepikt om samen naar het filmfestival van Gent te gaan. We filmden toen aan het justitiepaleis in Brussel, maar een kwartier later stonden we wel aan de Decascoop in Gent. Ik zal maar niet vertellen op welke rijstrook we toen reden. Twee jaar geleden ben ik samen met Chris Van den Durpel en Gaston Berghmans nog eens met hem gaan eten. Hij had ons uitgenodigd omdat hij nog eens Antwerps wou horen. Hij heeft hier vier jaar op school gezeten en miste dat taaltje.”
Kan je ook eens het mysterie van die witte handdoek rond je nek onthullen?
De Hert: (grinnikt) “Ik heb onlangs in Story verkondigd dat het te maken had me een vrouwenhistorie. De uitleg is simpeler: het is een safety blanket – een comfortobject. Ken je het stripfiguurtje Linus van Pelt uit de Peanuts-reeks? De beste vriend van hoofdfiguur Charly Brown? Die loopt altijd met een blauw dekentje rond z’n nek, een sloop van een kussen. Wel, daar haalde ik de inspiratie. Neen, zonder m’n handdoek ga ik de deur niet uit. Als ik het toevallig vergeet en ik zit op de bus, stap ik de eerste halte af om het te gaan halen.”
Tot slot, klopt het dat je je levensloop hebt laten bepalen door de film ‘The Bridge Over The River Kwaie’?
De Hert: “Ja. Normaal zou ik als elektricien afstuderen, maar door die film ben ik matroos geworden. Op dat moment besliste ik om met school te stoppen en de wereld te verkennen. Wel een hard leven, ik werd meteen een man. Zo ben ik ontmaagd in Afrika, tegen mijn goesting, omdat ik geen Frans kon. In Point-Noire, door een Congolese. Alle matrozen gingen van boord en stapten linea recta naar de prostituées; ik durfde niet onderdoen. Ik legde tweehonderd frank op tafel en stamelde ‘non’ – het enige Frans woord dat ik kende. Maar het heeft niet geholpen… (lacht)“
Als je er nu op terugblikt, was het een goede zet om op die boot te stappen? Je leven had er misschien helemaal anders kunnen uitzien?
De Hert: “Dat zijn vragen waar ik niet kan op antwoorden. Ik denk niet graag na over mezelf. Ik word daar zelfs lastig van. Ik leef volgens het adagio: d’abord agir, après reflechir! Als ik mezelf analyseer, ga ik panikeren. Ik kijk liever vooruit. Hopelijk kan ik nog één grote film maken. En voor de rest zou ik graag wat minder jeuk op mijn rug willen. Die muggen weten me altijd te vinden. Maar ja, naar het schijnt kunnen die geen trotskisten verdragen.”
Tekst: Jeroen Denaeghel