Wie dan wel?
“Niemand. Ik vind dat we veel goede scheidsrechters hebben. Vooral Lawrence Visser en Nicolas Laforge hebben er een fantastisch seizoen op zitten. Nog één stapje en ze gaan topmatchen fluiten.”
De bewieroking van jouw prestaties staat in schril contrast met de kritiek die de coaches op sommige van je collega’s hebben. Meest geciteerde kop van jut: Serge Gumienny.
“Maar kijk eens naar zijn palmares? Serge floot Champions Leaguewedstrijden, dat doe je niet zonder goede beoordelingen. Veel scheidsrechters uit eerste klasse zullen nooit dit niveau halen. Zijn stijl is misschien anders dan de mijne, maar de meeste van zijn beslissingen zijn correct. Men moet beseffen dat onze job steeds moeilijker wordt. Het tempo van uitvoering neemt toe – wist je dat in de Premier League de spelers 30% meer sprintjes trekken dan 7 jaar geleden? – en de spelregels worden ingewikkelder. Maar als coaches klagen, mogen we dat niet negeren. We moeten zorgen dat we zo weinig mogelijk fouten maken. Die mensen werken een hele week aan een match, als we slecht fluiten moeten we hun reacties aanvaarden.”
Kortom, jij hebt er begrip voor als Preud’homme de vierde scheidsrechter de huid vol scheldt?
“Hangt van de manier waarop af. Als hij te ver gaat, kan je niet anders dan hem naar de tribune sturen. Maar ik doe dat niet snel, dit seizoen niet één keer. Ik zeg altijd tegen de vierde scheidsrechter: ‘Je bent geen politieagent voor de mensen op de bank. Focus je liever op hetgeen op het veld gebeurt.’”
Ik vind dat jullie enorm rustig blijven onder al die kritiek.
“Ach, we zullen toch nooit voor iedereen goed kunnen doen. Ik heb veel goede kritieken gehad na Club-Anderlecht, maar toch kreeg ik op sociale media er nog van langs.”
Lees jij die bagger echt?
“Ja, de mening van een supporter is voor mij even belangrijk als die van een journalist, speler of coach. Ik schat ze zelfs even hoog in als die van de leden van de scheidsrechterscommissie. Wat een doorsneevoetballiefhebber aanvoelt, is een belangrijke toetssteen voor de arbitrage. Aan de fundamenten van de spelregels kan je niet raken, maar in het ‘managen’ van een wedstrijd is er wel speelruimte. Moet je elke keer een gele kaart trekken als een speler protesteert? Want zo staat het in het reglement: ‘Een speler wordt de gele kaart getoond als hij door woord of gebaar toont het niet eens te zijn met de beslissing van de scheidsrechter.’ De scheidsrechterscommissie vindt dit misschien correct, maar de voetballiefhebber zal dit niet tolereren. En dat zorgt ervoor dat beide partijen elkaar wat in evenwicht houden.”
Professor Werner Helsen, die de UEFA-scheidsrechters begeleidt, haalde in HUMO zwaar uit naar de Belgische voetbalbond. Hij verwijt die niet voor zijn scheidsrechters op te komen. Michel Preud’homme kreeg aanvankelijk drie matchen schorsing na zijn verbale agressie tegen een assistent, maar werd daarna door de Geschillencommissie vrijgesproken. Zo geef je het fout signaal naar de spelers en coaches, zei hij.
“Wat er in die commissies gebeurt, kan me echt geen bal schelen. Als een coach onaanvaardbaar gedrag vertoont, stuur ik hem naar de tribune. Het vervolg interesseert me niet. Ik doe op het veld mijn job. Als ik een speler rood geef, maak ik mijn verslag en that’s it. Ik wil zelfs niet weten hoeveel matchen schorsing hij heeft gekregen.”
***
Dit jaar is Sébastien Delferière 20 jaar scheidsrechter. De appel valt niet ver van de boom: vader David floot ooit in tweede klasse en deed de lijn in eerste. Sébastien wou eerst voetballer worden. Zijn vader organiseerde elke zomer voetbalstages en de kleine Sébastien was er dol op. Toen hij op zijn zestiende de leeftijdsgrens overschreed, smeekte hij zijn vader om toch nog één jaartje te mogen meedoen. ‘Goed, maar dan moet je terzelfdertijd ook de scheidsrechtercursus volgen,’ zei zijn vader sluw. “Had hij op dat moment gezegd dat ik chef-kok moest worden, ik had het ook gedaan,” zegt Sébastien terwijl we op het speelplein van het Saint-Vincent-college in Soignies staan. “Hier volgde ik in de zomer van 1997 m’n scheidsrechtersopleiding. Het eerste fluitsignaal, de eerste gele kaart – dat gebeurde allemaal hier. Mijn eerste officiële match floot ik een paar maanden later: F.C. Chapelle – La Louvière bij de miniemen. Ik weet de uitslag nog: 0-11.” Twaalf jaar deed Delferière er over om in eerste klasse te geraken. In januari 2009, hij was toen 28, floot hij Lokeren-Zulte Waregem. “Ik was toen vooral onder de indruk was van alle camera’s rond het veld.” Na amper vier wedstrijden in eerste klasse, kreeg Delferière zijn FIFA-badge. Hij mocht nu ook internationale wedstrijden fluiten. Van een blitzcarrière gesproken.
“Dat was eerder een tactische beslissing,” tempert Sébastien. “Paul Allaerts stopte en Robert Jeurissen wou dat een jonge ref hem verving. Omdat hij wist dat een ref van 35 jaar geen kans had om een internationale carrière uit te bouwen.”
Kwatongen beweren dat jouw vader, die lid is van het Uitvoerend Comité van de KBVB, een handje had in jouw promotie.
“Dat klopt, maar niet op de manier die gesuggereerd wordt. Mijn vader én mijn moeder waren heel belangrijk voor mijn carrière. Ik had geen auto, zij brachten me naar alle matchen. Mijn moeder was mijn grootste supporter, mijn vader mijn grootste criticus. Ik heb mijn hele carrière al een extra controleur gehad. (lacht) Maar hij was en is de ideale coach voor mij. Tijdens de rust van een match lees ik enkel zijn sms’jes. Omdat hij de wedstrijd door de ogen van een scheidsrechter bekijkt en me tips geeft waar ik iets mee ben. ‘Je had een penalty op Vossen moeten fluiten’, daar heb je tijdens de rust niks aan. Gedane zaken nemen geen keer. Maar feedback als ‘Je moet opletten want achter je rug zijn Nuytinck en Perbet elkaar aan het provoceren’ is wel nuttig. Dat kan me helpen voor de tweede helft.”
Wat stuurde hij je tijdens de rust van Club – Anderlecht?
“Goed bezig, hou je concentratie maximaal!’ En terecht, want je weet dat zo’n spannende match in details zal beslist worden. Eén kleine fout kan gigantische gevolgen hebben.”
Hoe bereid je de belangrijkste match van het jaar voor?
“Zoals elke andere match. Ik trek zo’n zes uur per ploeg uit om wedstrijdbeelden te analyseren. Met bijzonder veel aandacht voor stilstaande fases. Bij Anderlecht trappen ze hun corners altijd naar Kara, Teodorczyk of Spajic, die elk in een verschillende zone van het strafschopgebied opduiken. Je kan je daar dus met je assistenten op instellen. Club Brugge speelt de laatste tijd vooral mandekking. Dat is belangrijk om weten, want dan zijn de risico’s op overtredingen groter. Bij zonedekking kijkt men naar de bal en zijn er minder duw- en trekfouten. Ook de omschakeling bestudeer ik aandachtig, want daar kan je op snelheid gepakt worden. Zeker als Gent een corner tegen krijgt, is het opletten geblazen. Er blijven altijd twee spitsen vooraan hangen. Dat houdt twee zaken in. Eén: de keeper zal snel de counter willen lanceren, dus is de kans dat men hem zal hinderen reëel. Twee: de bal zal bij een tegenaanval héél snel aan de overkant zijn. Aangezien ik niet Usain Bolt ben, weten mijn assistenten dat ze tijdens die fases alerter moeten zijn en een deeltje van mijn taak moeten overnemen – bijvoorbeeld door een overtreding te signaleren. Als je dan een assistent hebt die enkel met buitenspel bezig is, heb je het – jawel – vlaggen. Vandaar we het woord ‘lijnrechter’ niet meer gebruiken, assistenten hebben nu een veel grotere verantwoordelijkheid.”
Op verzoek van lezer Brecht Dejaegere: wordt er ook een lijstje aangelegd met de schwalbekoning van elke ploeg?
“Ik doe dat alvast niet. Wij moeten fase per fase beoordelen. Ook al heeft een speler zo’n reputatie, dan nog kan er een penalty op hem gemaakt worden. Trouwens, tijdens de matchen die ik van Gent floot, heb ik hem nooit op een schwalbe betrapt. Integendeel: mij viel het op dat hij na tackles vaak bleef staan.”
Maar blijft dergelijke reputatie niet in je achterhoofd spelen als zo’n speler het strafschopgebied induikt?
“Ik zie geen Brecht Dejaegere, ik zie een speler van Gent. Van Frank Acheampong zeggen ze ook dat hij makkelijk valt. Maar dat mag niet in je beslissing meespelen. Toen hij tijdens Brugge – Anderlecht neerging, heb ik geen seconde getwijfeld: penalty.”
***
Nee, hij wil me niet vertellen wie de moeilijke jongens in onze competitie zijn. “In elke ploeg zijn er mannen met karakter, dat is ook nodig,” zegt hij met pretoogjes. En ook op mijn vraag waarom hij zo weinig rode kaarten trekt, reageert hij met een kwinkslag. “Omdat je dan een verslag moet schrijven en ik geen zin heb om nog na de match te werken.” Humor is een wapen van Sébastien Delferière, op en naast het veld. Liever dollend een vuurtje blussen dan wild met kaarten te zwaaien. Zijn grote voorbeelden zijn Mark Clattenburg en Milorad Mazic, twee internationale toprefs die erom bekend staan sterk met spelers te kunnen communiceren.
“Sommige mensen denken dat scheidsrechters er op kicken om spelers te bestraffen, maar dat is absoluut onwaar. Maar als het moet, moet het, anders riskeer je dat een match ontaardt. Dat we sneller rood trekken dan in andere competities? Neen, ik geef alleen rood als ik 200 procent zeker ben. Onlangs heb ik er een flagrante gemist: Aurélien Joachim van Lierse trapte op de enkel van een Union-speler. Altijd rood, maar uit mijn positie heb ik die overtreding fout beoordeeld en maar geel getrokken.”
Heb jij ooit door een vergissing in zak en as gezeten?
“Twee jaar geleden heb ik tijdens Zulte Waregem – Westerlo een speler van Zulte uitgesloten na twee gele kaarten. Geen enkele kaart bleek terecht. Op het moment zelf was ik nochtans zeker van mijn stuk. Dan slik je wel een paar keer, hoor. Vooral omdat Zulte ook de match verloor en uiteindelijk nipt niet in Play-Off I geraakte. Een match beïnvloeden is niet leuk. Dat geeft een verschrikkelijk gevoel.”
“Net na mijn benoeming tot FIFA-scheidsrechter had ik een moeilijk moment op KV Mechelen. Voor een jonge arbiter is het daar nooit makkelijk fluiten – de supporters zitten er kort op – en tegen Roeselare zat het spel ook op het veld op de wagen. Op vier minuten tijd heb ik twee spelers een rode kaart gegeven en één trainer naar de tribune gestuurd. Ook al maakte ik geen fouten, zoiets kruipt in je hoofd. ‘Ben ik wel goed bezig? Is het normaal dat ik die drie mensen uitsloot?’”
Dat zie je wel vaker: scheidsrechter die een feilloze partij fluiten, maar door een fanatiek thuispubliek of opgehitste spelers de match toch zien ontaarden.
“Je mag nog zo hard je best doen, als de spelers niet meewillen, heb je een probleem. Als ik het gevoel heb dat er met de hele bende niks aan te vangen is, dan ga ik ook wat men hun voeten rammelen. Dan fluit ik bij elk duel en ga ik met mijn voet op de bal staan. Lang genoeg tot ze er ambetant van worden. Meestal hebben ze de boodschap snel door: als jullie niet willen voetballen, dan ik ook niet.”
Voormalig topref en FIFA-lid David Elleray hamert op het belang van bodylanguage: “Als de spelers geloven dat je de juiste beslissing nam, zullen ze die respecteren. Ook al was ze verkeerd.”
“Klopt als een bus. Ik zeg altijd tegen mijn assistenten: ‘We moeten vertrouwen hebben in onze beslissingen. Toon dat je zeker van je stuk bent.’ Voetballers zijn als hyena’s. Ze ruiken bloed als je niet sterk in je schoenen staat. Als je een vlag halfslachtig omhoog steekt of aarzelend in je fluitje blaast, maken ze je af. Het omgekeerde is ook waar. Niemand van de Brugse spelers protesteerde toen ik een penalty aan Anderlecht gaf. Ze zagen dat ik vastberaden was.”
“Nergens is de druk op de scheidsrechter zo groot als in Club Brugge,” beweert men. Wat moet dat dan zijn als die match beslist over de titel?
“Zalig is dat! Voor zo’n matchen word je toch scheidsrechter? Toen Thelin en Claudemir na dertig seconden simpel in elkaar haakten, ging het dak van het stadion er al af. Als scheidsrechter mag je je daar niet door laten imponeren. We zijn getraind om met die omstandigheden om te gaan. In mijn laatste twee matchen op Brugge, heb ik telkens een strafschop tegen Club gefloten. Het viel me op dat het publiek daar rustig op reageerde. Misschien omdat het duidelijke overtredingen waren. Ik heb de indruk dat ze eerder druk zetten bij twijfelachtige fases.”
Wat doe je met een speler die constant tegen je mekkert?
“Ik ga praten. Zeg hem dat hij ambetant is. Of ik gebruik mijn lichaamstaal. Tijdens Club-Anderlecht ben ik op een bepaald moment neus aan neus met Vanaken gaan staan omdat ik zijn gezaag beu was.”
Maar de kaart blijft op zak. Terwijl Gumienny wellicht Vanaken naar de douche had gestuurd. Waar ligt voor jou de grens bij protest?
“Dat is moeilijk te zeggen, alles hangt af van het moment, de omstandigheden. Als protest té ostentatief is, kan je moeilijk anders dan een kaart trekken. Het hele stadion kijkt mee; je moet ook tonen dat je gezag hebt. Een paar minuten nadien was er een incident met Kara en Izquierdo en kwam Vanaken zich moeien. Toen heb ik wél een gele kaart getrokken.”
Kan je verwijten verdragen? Mogen ze je een idioot noemen?
“Ik heb nog nooit rood moeten trekken na een belediging. Wat niet wil zeggen dat ik alles tolereer. Bepaalde woorden gebruik je niet op een voetbalveld.”
“Je moeder is een hoer,” bijvoorbeeld. Dat krijgen de Nederlandse scheidsrechters wekelijks naar hun kop geslingerd. Weliswaar vanuit de tribunes.
“Als een speler dit zegt is er geen discussie: rood. Maar over het algemeen vind ik onze voetballers heel beleefd. Soms roepen ze al eens een in een opwelling ‘stommerik’, maar ze excuseren zich even snel. Op één punt is het reglement onverbiddelijk: van een scheidsrechter moet je afblijven. Wie me duwt, krijgt rood. Als je tegen een politieagent fysiek agressief wordt, krijg je ook geen simpele boete. Dan mag je het gaan uitleggen op het commissariaat. Maar dit zijn problemen waar ze vooral in de provinciale reeksen mee kampen. Op dat vlak hebben wij niet te klagen.”
Gebruik je ook humor om situaties te ontmijnen?
“Absoluut. Timothy Derijck ging tijdens Gent-Zulte nogal vaak rond Kalifa Coulibaly hangen. Ik heb hem bij mij geroepen. “Luister, Timothy, ik weet dat je Kalifa graag ziet, maar dans na de match een slow met hem.” In dezelfde match kwam Mbaye Leye langs de lijn drinken. Toen hij nogal hard z’n drinkbus naar de kine teruggooide, ging ik naar mijn achterzak. “Ongecontroleerde agressie op het veld, da’s rood!” riep ik. Je had die zijn kop moeten zien (lacht). Samen met respect is fun, één van mijn twee voorwaarden om te blijven arbitreren. Als dat er niet meer is, stop ik.”
Vind jij ook dat spelers en coaches meer respect hebben voor de arbitrage tijdens Europese matchen?
“Het heeft eerder met een stuk onzekerheid te maken, denk ik. Ze kennen die arbiters niet en weten dus niet hoe ze op bepaalde situaties gaan reageren. Trekt die Kroatische ref snel geel na protest? Laat hij al eens een fout toe? Dat zorgt ervoor dat spelers zich gematigder opstellen.”
“Je ziet het al bij de line-up,” vertelde een grensrechter me. “Hun kledij is pico bello in orde, terwijl je dezelfde spelers in onze competitie met tape rond de enkels of een gekleurde short terug naar de kleedkamer moet sturen.”
“Dat is onze eigen schuld, we zijn niet strikt genoeg. Als iedereen onmiddellijk een speler met onaangepaste kledij sanctioneert, zal hij het geen tweede keer doen. Bij Europese wedstrijden is er ’s morgens een meeting tussen de clubafgevaardigden en iemand van het scheidsrechterteam. Daar worden duidelijke instructies gegeven: ‘Jullie spelen in het geel, de short onder de broek moet ook geel zijn, niets anders. En de match begint om acht uur, niet één na acht.’ Misschien moeten we dat in onze competitie ook maar invoeren.”
Delferière is één van de scheidsrechters die volgend jaar het semi-profstatuut aanneemt. Een grote evolutie in onze arbitrage, net als het invoeren van de video-assistent. In 48 matchen zal de scheidsrechter beroep kunnen op het gebruik van televisiebeelden. De spelfases waarin de video-assistent tussenkomt, zijn echter gelimiteerd. Enkel doelpunten, rode kaarten, strafschoppen en het uitsluiten van de verkeerde speler kunnen gereviewd worden.
“En er is nog een belangrijke voorwaarde,” zegt Sébastien. “Er moet een duidelijke scheidsrechterlijke vergissing aan zijn voorafgegaan. Een twijfelachtige penalty– zo eentje waar ze in Extra Time een kwartier over discussiëren – wordt niet gereviewd. Pas als de video-assistent in de regiekamer ziet dat er een duidelijke vergissing is begaan, mag hij de scheidsrechter adviseren om de fase op een monitor naast het veld te herbekijken. We zijn ons ervan bewust dat dit voor frustratie bij de supporters zal zorgen. Die denken immers dat er met een video-assistent nooit nog discussie zal zijn.”
Hoe gaat dit jouw fluitgedrag beïnvloeden?
“Ik zal meer het wait and see-principe moeten toepassen. Neem nu een speler die randje buitenspel alleen op de keeper afgaat. Wanneer je assistent vlagt, kan je beter toch laten doorspelen want nadien kan de video-assistent de goal nog altijd afkeuren. Fluit je onmiddellijk de aanval af, en het blijkt toch geen buitenspel te zijn, dan is dit onherstelbaar. Op dat vlak is de videoref een zegen, want de buitenspelregel is een verschrikking voor onze assistenten geworden. De interpretatie ‘Heeft de speler die buitenspel staat, invloed gehad op de tegenstander waardoor er gescoord werd?’ blijft een hele moeilijke. Een spits die in offside-positie het zicht van een verdediger belemmert, probeer dat maar eens tijdens een fractie van een seconde, op dertig meter afstand te zien.” Ja, met tien camera’s, zoals in Extra Time, dan is het makkelijk. Vroeger was offside enkel een zaak van de lijnrechters, maar vandaag moét de scheidsrechter daar actief aan meewerken.”
Hoe pak jij dat aan?
“Bij stilstaande fases, wanneer de speler zich opmaakt om de bal te trappen, geeft de lijnrechter me vooraf mee wie er buitenspel staat. “9,8 en 11, offside” roepen ze dan bijvoorbeeld in mijn oortje. Tot de effectieve trap kunnen ze dat nog corrigeren. Als mijn assistenten ‘Play’ roepen, dan is er geen sprake meer van buitenspel. In het andere geval moet ik dus goed opletten of 9,8 en 11 invloed hadden op het spel. Het probleem stelt zich als er één net voor de trap terugloopt en de ander niet. Iemand identificeren vanop veertig meter afstand in een kluwen van spelers, is echt geen lachertje. Hier kan de videoref echt wel helpen. “
En de vijfde en zesde scheidsrechter, de Additional Assistant Referees, die tijdens de Play-Offs aan het strafschopgebied werden opgesteld?
Die letten niet op buitenspel, maar op doellijnsituaties en overtredingen in de box. Ze zijn nuttig, maar ik vraag hen wel om preventief te werken. Als spelers duwen en trekken, signaleer me dat dan vóórdat de hoekschop werd gegeven. Zo kan ik hen bij mij roepen en verwittigen. Anders moet je tien penalty’s per match fluiten.
Met de komst van de video-assistent lijken ze me overbodig. Tenzij voor het beoordelen van tackles. Studies wijzen uit dat een scheidsrechter tackles altijd strenger beoordeeld in slow motion dan in real time. Met de invoering van de videoref gaan er dus veel onterechte rode kaarten volgen.
“Ik ben ook geen fan van slow motion bij beoordeling van een overtreding. Als we door videobeelden kunnen zien dat de studs op de enkel staan, oké, dat is een meerwaarde. Maar de intensiteit van een tackle moet op volle snelheid bekeken worden. In slow motion ziet het er vaak spectaculairder uit dan dat het is. Of omgekeerd, je denkt bij de slow motion: ‘Goh, de voet is niet van de grond, ça va,’ maar in real time zie je die speler er als een dolle stier invliegen. Dan verdient hij ook een rode kaart.”
Ondertussen zijn de eerste resultaten van de testen met video-assistenten binnen. In 100 matchen hebben ze 41 fases gecorrigeerd en 15 waren wedstrijdbepalend. Dus in één op zes matchen beïnvloedt een arbitragefout het resultaat. Vind je dat veel?
“Ja en nee. Het doel is: nul. We mogen geen enkele match beïnvloeden. Maar anderzijds zijn we ook mannen. En mannen maken fouten.”
Met ‘mannen’ bedoelt Sébastien ‘mensen’ – het gevolg van een te letterlijke vertaling uit het Frans. Af en toe kan je hem nog op een taalfoutje betrappen, maar als rasechte Waal spreekt hij meer dan behoorlijk Nederlands. Toen hij in 2003 aan de slag ging als boekhouder bij de Belgische Voetbalbond, waren zijn collega’s vooral Vlamingen. “Ik vroeg hen om enkel Nederlands met me te praten. En daarna had ik het geluk dat ik vaak Vlaamse assistenten meekreeg. En ik heb ook avondschool Nederlands gevolgd. Ik vond dat maar normaal, 80% van het betaald voetbal is Nederlandstalig. Als je respect hebt voor je passie, hou je daar rekening mee.”
Wie zo berekend is, moet wel heel ambitieus zijn.
“Ik heb één keer een echte ambitie geformuleerd: scheidsrechter worden in eerste provinciale. Omdat je dan assistenten meekreeg, dat leek me plezanter. Daarna heb ik gewoon altijd van match naar match geleefd. Toen in 2010 mijn assistent en ik samen onze FIFA-badge kregen, heb ik gezegd: “Ik beloof u niets, behalve dat ik ga blijven werken. We zullen wel zien waar het schip strandt. Wordt het Champions League? Goed. Eindigt het bij een internationaal jeugdtornooi? Ook goed.”
Maar je hebt toch een droom?
“Elke jonge voetballer droomt van een WK, dus ik denk dat een scheidsrechter dat ook heeft. Maar het is geen doel op zich. Als het niet lukt, zal ik misschien wat triestig zijn, maar ik beschouw dan niet mijn carrière als mislukt.”
Vertel eens, waarom fluit je nog geen CL-matchen?
“Omdat ik nog niet in de elite-categorie geraakt ben. Er zijn vier internationale categorieën: elite en dan categorie 1, 2 en 3. De sterkte van je eigen competitie bepaalt waar je start. Engelse scheidsrechters beginnen meteen in categorie 1, terwijl wij in categorie 3 starten. Hierdoor moeten we een langere weg afleggen. Ergens is het wel begrijpelijk, Engelse refs hebben meer ervaring met topmatchen in grote stadions. Momenteel zit ik in groep 1 en dan krijg je Europa League-matchen. Zo mocht ik al eens een wedstrijd van Borussia Dortmund fluiten. Zo’n 60.000 supporters van Die Gelbe Wand die in je nek blazen, dat is een ervaring die je ook naar een Standard – Anderlecht meeneemt. Champions League is helaas nog niet voor morgen. De UEFA-commissarissen beslisten dat ik minstens nog een jaartje in categorie 1 blijf.”
In 2014 schafte de FIFA de leeftijdsgrens voor scheidsrechters af. Je hebt dus nog zeeën van tijd.
“Hmm, ik moet ook naar mijn lichaam luisteren. Tot mijn 48e fluiten zoals Johan Verbiest, dat zit er voor mij niet in. Ik was lange tijd geen sportman, tijdens mijn studententijd in Mons was ik nogal goed bevriend met de biersponsor van onze competitie. Op mijn achttiende woog ik 105 kilogram. Door hard te trainen viel ik meer dan 30 kg af, maar ik heb het lichaam niet van een atleet. Op een dag gaat zich dat wreken, ik zal sneller kwetsuren krijgen dan de rest.”
Zijn jullie fysieke testen zwaar?
“Wie niet goed voorbereid is, kan er zich op miskijken. De zwaarste opdracht is 75 meter lopen in 15 seconden met een recuperatie van 18 seconden waarin je 25 meter moet afleggen. Maar dat wel veertig keer na elkaar!”
Wie je naam googelt komt bij een opmerkelijke anekdote uit. Je hebt één topspeler de eerste en voorlopig enige rode kaart uit zijn carrière gegeven. Weet je wie?
“Romelu Lukaku! Daar word ik wel vaker op aangesproken. Hij kreeg een gele kaart omdat hij na een doelpunt een cornervlag wegschopte. En in de laatste minuut nog een omdat hij na buitenspel een bal buitentrapte om tijd te winnen. Hij zei ‘dat het niet bewust was’, maar ik kan natuurlijk niet in zijn kop kijken. Je maakt die beslissing op basis van wat je ziet. Nog niet zo lang geleden heb ik hem ontmoet en hij kwam vriendelijk goedendag zeggen. Hij is duidelijk niet meer kwaad op me.”
Ben je bijgelovig?
“Ik geef altijd voor de match een kus aan de bal. En in de kleedkamer geef ik mijn eerste assistent, Yves De Neve een knuffel. Met hem werk ik al jaren samen.”
Is hij ook een vriend?
“Absoluut. Yves is zelfs peter van mijn tweede zoon. Samen met mijn tweede assistent, vormen we een hecht team. Dat is noodzakelijk, want als je enkel met je eigen ding bezig bent, loopt het fout. In lagere afdelingen zie je dat vaker: assistenten willen scoren bij de controleur en werken zich in the picture. Ze signaleren je ingebeelde elleboogstoten of zien om de haverklap een penalty.”
Maar op het hoogste niveau is dat toch uitgesloten?
“Niet noodzakelijk, hoor. Een assistent weet dat hij vooral afgerekend wordt op het beoordelen van buitenspel. Een egotripper zal zich enkel daarop focussen. Naar communicatie over andere spelsituaties kan je dan als scheidsrechter fluiten. Dan krijg je bijvoorbeeld geen feedback meer over zaken die achter je rug gebeuren. Of ze laten je in de steek tijdens een mass confrontation. Zo noemen we de situatie als je verzeild geraakt in een groep spelers die duwen en trekken. Mijn assistent stond op vijf meter van me en verroerde geen vin om me te helpen. ‘Goed opgelost,’ zei hij me achteraf in de kleedkamer. Ik vond dat verschrikkelijk. Nooit heb ik nog één match met hem gefloten. “
De laatste scheidsrechter bij wie Belgische supporters het schuim op de lippen kregen, was Arnold Hunter. In 2016 elimineerde hij bij op zijn eentje Anderlecht tegen Olympiakos in de Europa League. Hoe kan die man op dat niveau fluiten?
“Ik ben ermee op stage geweest. Hij is zeker geen slechte scheidsrechter, anders geraak je niet in categorie 1. Een day-off kan ook bij ons voorvallen. Jammer voor hem, want in Europa zijn de kansen schaars. Als je ze niet grijpt, volgt er niet vaak een tweede. Het is de nachtmerrie van elke scheidsrechter, het kan ook mij overkomen.”
We hopen stellig van niet. Veel succes, Sébastien.