Ik heb met Paul De Geyter (56) afgesproken in Hotel Gosset te Groot-Bijgaarden. Een locatie met een bijzondere betekenis. “Hier heb ik Frank de laatste keer gezien. Een week voor zijn dood. We beklonken een deal met Het Nieuwsblad, hij kon er als journalist gaan werken. Hij was gelukkig als een klein kind. Daarom geloof ik nooit dat hij in Senegal zelfmoord heeft gepleegd.”
Wat is er volgens jou in Maison Bleue gebeurd?
DE GEYTER: “Ik deel dezelfde theorie als Patrick Lefevere, die verloor een kameraad in Gran Canaria. Een dievegge had iets in zijn drank gedaan om hem te kunnen bestelen. Zijn lichaam heeft daar fout op gereageerd en hij stierf. Zo is het volgens mij bij Frank ook gegaan. Een overdosis sluit ik uit. Frank was clean toen hij naar Senegal vertrok. Bovendien was hij ook geen groentje inzake drugs, wanneer hij gebruikte wist hij waarmee hij bezig was.”
Waar was je toen het nieuws van zijn overlijden je bereikte?
DE GEYTER: “Thuis. Mijn gsm lag af, want ik zat naar een film te kijken. Ik zette hem aan en hij ontplofte. De eerste die ik aan de lijn kreeg was Patrick Lefevere… (stil) Ja, toen wist ik het. Patrick was ook close met Frank. In de tv-reeks verwoordt ploegarts Yvan Van Mol het mooi: ‘Patrick was verliefd op Frank, net als wij allemaal.’ Frank kon je zot maken van hem. En als hij je eens kwaad kreeg, slaagde hij er onmiddellijk in om je terug in te pakken. Pas op, zijn vriendschap was ook gemeend. Als Frank je graag zag, deed hij alles om je te plezieren. Zijn gulheid kende geen grenzen. Ik hoefde maar te zeggen dat ik een bepaalde horloge of CD mooi vond, of hij kocht het voor me.”
Wat zijn de troeven van deze tv-reeks, Paul?
DE GEYTER: “Er zit een pak onuitgegeven beeldmateriaal van Frank in, uit de privécollectie van zijn ouders. En het is voor het eerst dat de getuigen vrij en vrank praten. Ook over Franks donkere dagen. Daar is tijd moeten overgaan. Vijf jaar geleden waren zijn ouders niet klaar om over zijn fouten te praten. Nu zijn ze daarmee in het reine. Ik had het wellicht nog het moeilijkst om bepaalde zaken over hem te vertellen.”
Heb jij een goede band met zijn ouders?
DE GEYTER: “Ja, maar in het begin vonden ze het maar niks dat ik zijn manager werd. ‘Allemaal parasieten,’ zeiden ze. Wat ik zo fantastisch aan Chantal en Jean-Jacques vind, is hun eerlijkheid. Die zeggen, net als Frank, altijd wat ze denken. ‘Ik ben niet naar die trouw van Frank met Sarah geweest, want ik vond dat huwelijk volledig misplaatst,’ zegt zijn vader in de reeks. Dan denk je: ‘Moet dat nu?’ Maar anderzijds bewonder ik hen dat ze nooit een blad voor hun mond nemen.”
Werkte zijn ex-vrouw Sarah Pinacci ook aan de reeks mee?
DE GEYTER: “Ik heb het haar gevraagd, maar ze wou het verleden niet terug oprakelen. Ze heeft ondertussen een nieuwe man waar ze een kind bij heeft en had geen zin in nieuwe media-aandacht. ‘Paul, om jou te plezieren, wil ik het desnoods wel doen,’ zei ze, maar dat hoefde dan voor mij weer niet. Ik stelde voor om het enkel over de positieve momenten met Frank te hebben, maar dat wees ze af. ‘De mooie momenten zijn me te dierbaar en wil ik zeker niet met de wereld delen,’ zei ze.”
Wat waren jouwe mooiste momenten met Frank?
DE GEYTER: “De simpele dingen: samen Trivial Pursuit spelen, een goed glas wijn op restaurant drinken. Mijn mooiste moment met Frank speelde zich op het WK van Mendriso af, enkele weken voor zijn dood. Hij imiteerde toen op restaurant Richard Virenque, de tranen rolden over mijn wangen van het lachen. Jammer genoeg zijn daar geen beelden van. Wel van zijn donkerste momenten, zoals die dramatische ploegvoorstelling bij Lampre-Daikin in 2001.”
“Een mummie, met holle ogen, hij moest zich tegen de muur staande houden,” zo beschreef Michel Wuyts de verschijning van Frank tijdens die bewuste ploegvoorstelling. Wat was er toen gebeurd?
DE GEYTER: “De avond ervoor zaten Sarah, Frank en ik op hotel in Rotterdam. Frank was enorm zenuwachtig. Hij zei dat hij zich niet goed voelde en per se naar Opwijk wou rijden om daar iets te gaan halen. ‘Frank, da’s zes uur rijden, heen en terug. En morgenvroeg heb je een persconferentie. Doe dat niet.’ Ik hoopte hem te kalmeren met een bezoekje aan een koffieshop. Daar heb ik mijn eerste en enige joint uit mijn leven gerookt. Toen ik hem aan zijn hotelkamer afzette, dacht ik dat de crisis bezworen was. Maar hij versierde achter mijn rug een auto en vertrok om één uur naar Opwijk. Hij is hij diezelfde nacht nog teruggereden, maar op de persconferentie was dat pepmiddel uitgewerkt en zat hij plots in een enorme down-fase. Hij was volledig uitgeteld en van de kaart.”
De oorzaak van zijn drugsverslaving zou bij wijlen Philippe Gaumont liggen. Door deze Cofidis-collega ontdekte hij Stilnoct.
DE GEYTER: “Dat klopt. In combinatie met alcohol ga je ervan hallucineren. Bij Cofidis namen ze soms een hele strip – une plaquette. Eén keer waren er een paar zo van de planeet, dat ze uit hun hotelraam stapten en op een smalle balkonrichel een tourke rond de building liepen. Twintig etages hoog. Gaumont leefde on the edge en nam Frank mee op zijn trips. In het begin had dat geen invloed op zijn prestaties, Frank kon een gebrek aan training met zijn talent compenseren. Maar als je alleen maar feest, gaat het snel. En op een dag komt het besef dat de rest al een twee maanden traint, terwijl jij nog moet beginnen. Het schuldgevoel dat hiermee gepaard ging, is de kiem van zijn verslaving. Want door de amfetamines kon Frank – voor eventjes toch – dat schuldgevoel wegdrukken. Maar eens nuchter, realiseerde hij zich dat hij opnieuw een dag training was verloren. Hij voelde zich slecht, dus greep hij opnieuw naar de drugs. Het werd een vicieuze cirkel.”
Maar je kan niet blijven vluchten.
DE GEYTER: “Inderdaad. Op een dag moet je koersen. Bij Cofidis was hij de absolute kopman. Een heel team reed zich voor hem uit de naad. Als je het dan in de koers laat afweten, zijn het triestige avonden in het rennershotel, dat wist hij maar al te goed. In aanloop van Parijs-Nice heeft hij met een hamer op zijn hand geslagen om zijn eigen vingers te breken. Zo was hij van ‘de trap gevallen’ en hoefde hij niet te starten. (stil) Ik vond dat één van de dieptepunten. Frank was zo ijdel en zo fier. Zoals een beeldhouwer zijn kunstwerk koestert, zo was hij met elke spier en botje van zijn lichaam bezig. Hoe diep ben je dan gevallen als je dit met een hamer kapot slaat?”
In alle reportages lees je dat zijn overstap van Mapei naar Cofidis – waar hij zijn grootste successen vierde – eigenlijk het begin van het einde was.
DE GEYTER: “Ja. Frank had controle nodig. Van Patrick Lefevere was hij bang. Bij Cofidis mocht hij doen wat hij wou. Zo bepaalde hij zelf wie in het team reed. Nico Mattan, Chris Peers, Steve De Wolf, Jo Planckaert, Peter Farazijn – kregen via Frank zo’n lucratieve voorwaarden, dat ik daar als manager niks meer kon gaan doen. Ze waren verschrikkelijk overbetaald. Het gevolg was wel dat Frank ook aangesproken werd over wat die vijf gasten presteerden. Hij werd baas van een ploeg, op je 25e kunnen je schouders dat niet dragen. Een ander key-moment was die scène in de rechtbank van Dendermonde, toen hij na een huiszoeking gearresteerd werd. (windt zich op) Met de handboeien aan, hebben ze hem tweemaal een omweg langs de persfotografen laten maken. Daarna is het nooit meer met hem goed gekomen. Door hem op te voeren als een crimineel, hebben ze hem gebroken. Hoe Chantal, de moeder van Frank, in de reeks daarover getuigt, dat gaat door merg en been. “
En eigenlijk had die huiszoeking er nooit hoeven te komen.
DE GEYTER: “Klopt, de veelbesproken Bernard Sainz had Frank een bezoekje gebracht. Onschuldig, Sainz verhandelde geen doping, eerder bullshit. Maar hij reed wel te snel rond in een auto zonder verzekering én met defecte lichten. Toen hij op een politiecontrole botste, dacht hij een escorte naar de grens te krijgen omdat hij de grote Frank Vandenbroucke kende. Au contraire. Een kwartier later vielen de flikken bij Frank binnen en vonden ze oude brol in zijn apotheker-kastje. Want ik wil ook niet flauw doen: we kennen de periode waarin Frank renner was, ik ga niet verkondigen dat hij als enige op water en brood reed.”
Geloofde jij nog in een comeback?
DE GEYTER: “Na zijn mislukte passage bij Mr.Bookmaker in 2004, wist ik dat het voorbij was. De enige believer in een comeback, was Frank zelf. Ik had hem al dat gesukkel bij die kleine ploegen willen besparen. Honderd keer heb ik het hem gezegd: ‘Doe iets anders, Frank. Je hebt genoeg talenten.’ Maar zijn liefde voor de fiets was te groot. De beste drugs waren nog altijd de endorfines die vrijkwamen wanneer je als eerste over de meet rijdt. Eens je dat hebt geproefd, wil je dat opnieuw.”
En toch vond je altijd een nieuwe ploeg voor hem. Die onderhandelingen moeten toch moeilijk geweest zijn?
DE GEYTER: “Aan elke nieuwe teammanager vertelde ik hetzelfde verhaaltje: ‘In die vorige ploeg voelde Frank zich onbegrepen, ze deelden zijn koersvisie niet. Maar ik volg je al een tijdje, en ik ben fan van je werkwijze. Ik heb het gevoel dat jouw filosofie bij die van Frank past. Ik ben er zeker van dat jij hem naar de top kan terugbrengen.’ Gelogen, maar wat moest ik zeggen: ‘Fasten your seat belts, dit wordt een jaartje miserie?’ Ze tuinden er in, maar over één ding loog ik niet: dat de klant zijn investering al had terugverdiend op het moment dat Frank tekende. Om naambekendheid te genereren, was hij een goudhaantje voor elke ploeg. Gelijk bij wie hij reed, de kranten stonden vol.”
Er zitten in de reeks ook beelden van een nooit uitgezonden VTM-docusoap over Frank. Waarom haalde die het scherm nooit?
DE GEYTER: “In 2007 zat Frank financieel aan de grond. Die docusoap kaderde in een financieel plan om hem er bovenop te helpen. De toenmalige programmadirecteur Jan Segers was enthousiast over de proefaflevering. Hij wou een mogelijke samenwerking bespreken in aanwezigheid van Frank tijdens een etentje. Frank kwam op het afgesproken middaguur niet opdagen. Helaas wel twee uur later, zo stoned als een garnaal. ‘Als familiezender kunnen we het risico niet nemen om aan hem een programma op te hangen,’ zei de man. Weg docusoap.”
Daar moetje als manager toch de muren van oplopen?
DE GEYTER: “Ja, maar op dat moment lag het professionele aspect al lang achter ons. Bij Frank ben ik te ver gegaan. Hij gebruikte amfetamines, ging dan vijf dagen op stap, en dan crashte hij drie dagen bij me thuis in de gastenkamer omdat zijn lichaam moest herstellen. Dan moet je daar als een baby voor zorgen. Dat is niet je taak als manager, ik ben geen oppasser. Ik heb daar lessen uit getrokken. Later had ik een veldrijder die ook kampte met drugsproblemen, maar daar was ik meteen formeel tegen: ‘Bij mij moet je met zo’n problemen niet afkomen, hier is het nummer van een afkickcentrum in Tienen.’ Maar Frank was een vriend, die laat je niet vallen.”
Maar wogen die drugs dan niet op jullie vriendschapsrelatie?
DE GEYTER: “Natuurlijk. Honderd keer heb ik het gezegd: “Zonder die rommel, ben je één van de fijnste mensen ter wereld. Maar eens in de fase dat je de drugs nodig hebt, ben je een ongelofelijke eikel. Eén keer ben ik heel kwaad op hem geweest. ‘Kom Paul, haal je beste fles wijn uit de kelder, want ik ga zelfmoord plegen,’ zei hij op een avond. ‘Klootzak, wat moet ik hiermee?’ zei ik. ‘Ik ben geen zelfhulplijn.’ Zoiets hakte er in, niet enkel bij mij, maar ook bij m’n gezin – dat ook heel close met hem was.’ Maar je kon nooit lang kwaad op hem zijn. Na één van zijn herstelperiodes in mijn huis, wou hij ons bedanken. Bleek dat hij een Chrysler voor ons had besteld. Dat was Frank ten voeten uit. Zoals Yvan Van Mol het in de reeks zegt: ‘Frank was exuberant in het positieve, maar helaas ook in het negatieve’. Het heeft me trouwens enorm veel moeite gekocht om de bestelling van die wagen ongedaan te maken…”
Verwijt je jezelf iets?
DE GEYTER: “Dat ik zijn wielercarrière niet on hold heb gezet om hem te genezen. ‘Vergeet dit seizoen, stop met fietsen, we gaan eerst je verslaving aanpakken.’ Er zijn wel een paar pogingen geweest. Frank wou zich laten helpen, maar alleen samen met mij. (glimlacht) Dus ik moest elke keer mee naar die psychiater, gespecialiseerd in drugsverslavingen. Dat was nuttig, maar het probleem was dat er in zijn omgeving teveel mensen zaten die het probleem negeerden. ‘Maar jij bent helemaal geen verslaafde,’ zeiden die vrienden. Veel meer heeft een drugsverslaafde niet nodig om weer aan de rol te gaan. Vergeet niet dat toen ik in 2000 in het wielrennen stapte – Frank was na Mario Aerts mijn tweede klant – niet wist wat drugs was. Ik had één vriend die wel eens een joint rookte. Nu herken ik de signalen: wijde pupillen, veel naar het toilet gaan, ’s nachts per se een wandeling willen maken – weliswaar met de auto, enzovoort.”
Was Frank gewoon niet te slim om te koersen? Ik ken geen enkele andere renner die zo’n brede background had als hij. Ik herinner me een avond met hem waar hij zowel een sommelier als een modeontwerper onder tafel praatte. Met zoveel interesses, wordt het moeilijk om je op enkel fietsen te focussen.
DE GEYTER: “Je moet hem ook niet overschatten. Frank was zeker niet dom, maar ik vond hem eerder streetwise. Zelfs over onderwerpen waar hij niks vanaf wist, gaf hij de indruk dat hij een specialist was. Hij verstond de kunst om onopvallend informatie los te peuteren, die op te slaan en er dan gewichtig mee uit te pakken. We dronken bij me thuis een fles Italiaanse wijn, hij vroeg me welke druiven er in zaten en ging dan op restaurant diezelfde fles bestellen. ‘Veertig procent merlot, hé?’ zei hij zonder verpinken tegen de sommelier. Die dacht natuurlijk dat er een kenner voor hem zat. Bovendien beschouwden mensen hem door zijn status als een orakel van Delphi. Zelfs als hij iets banaal vertelde, dachten ze dat er een driedubbele bodem in zat. Als buitenstaander was dat vaak grappig om te zien.”
Volgens Lefevere had Frank ook een fenomenaal koersinzicht.
DE GEYTER: “Klopt. Wanneer we samen naar de koers keken, kon hij lang voor de finale al zeggen wie zou winnen. Niet één keer zat hij er naast, écht hallucinant. Hoe kan jij dat zien, vroeg ik? ‘Paul, ik kijk gewoon naar die benen en die versnelling. En de aangezicht. (lacht)’
Je hebt onze twee laatste wielergoden samen in je portefeuille gehad. Wie was de populairste: Tom Boonen of Frank Vandenbroucke?
DE GEYTER: “Tom was geliefd door iedereen, van 7 tot 77, en in het bijzonder door de vrouwen. Tom was een posterboy, Frank niet. Maar Frank was het idool van de connaisseur. Ik heb dat nog nooit verteld, maar Frank was jaloers op Tom. Zelf was hij te trots om me dat te zeggen, maar toen ik Tom onder contract nam, zei Sarah me dat Frank dat maar niks vond. Die Omloop Het Volk waar ze samen over de meet kwamen en hij nog snel zijn wiel voor Boonen stak, dat was zijn manier om me dat duidelijk te maken.”
Dat was 2003, nadat hij werd opgevist door Patrick Lefevere en het met hem opnieuw de goede weg leek op te gaan. Maar na twee seizoenen vertrok hij. In De Kleedkamer vertelde Lefevere dat het gerucht liep dat hij de Ronde Van Vlaanderen voor 7 miljoen BEF aan Van Petegem had verkocht. Hij had niet met zijn ploegmaats gedeeld en daardoor een ongeschreven wet in het peloton geschonden. Het vertrouwen was weg. Klopt dit verhaal?
DE GEYTER: “Dat weet ik niet. Ik heb dat geld alleszins nooit gezien. Het had vooral met discipline te maken, Lefevere wou meer controle over Frank. Hij moest de strikte trainingsschema’s opvolgen en dat wou Frank niet. En toen ze er bij Quickstep achter kwamen dat hij nog met Sainz samenwerkte, was het helemaal over and out.”
Tot slot, wat vond je zijn strafste stoot uit zijn carrière?
DE GEYTER: “Normaal hoor je dan zijn demarrage naast Bartoli in Luik-Bastenaken-Luik, of de Scheldeprijs, waar hij kilometers voor een aanstormend peloton voorbleef, maar voor mij is dit een rit uit de Ronde van het Baskenland. Hij werkte aan een zoveelste comeback, maar op een loodzwaar parcours werd hij gelost. Het regende pijpenstelen, maar toch bleef hij fietsen, moederziel alleen, op minuten van het peloton. Zo’n groot kampioen in de achterhoede zien prutsen, dat vond ik enorm aangrijpend. Ik dacht dat hij zou opgeven, maar hij reed de rit en die ronde uit. Ook al werd hij toen laatste, ik heb daarna nooit meer zoveel lijden en wilskracht bij een renner gezien.”
Kunnen we besluiten dat Frank met wat meer geluk nu nog zou leven en een fantastische carrière had kunnen hebben?
DE GEYTER: “Gedeeltelijk. Mocht het lot hebben meegezeten, zou hij wellicht nu wieleranalist zijn en een bloeiende wijnhandel hebben. Maar die carrière heeft ie vooral zelf verprutst. Ik zei hem ooit: ‘Oké, je hebt inderdaad vaak niet kunnen koersen. Maar de helft was door pech en de andere helft door je eigen schuld.’ Een heilige gaan we er niet van maken. Maar hij had wel iets in zich dat ervoor zorgde dat hij door iedereen graag gezien werd.”